Lectio altera
Ex Explanatiónibus psalmórum sancti Ambrósii epíscopi
(Ps 48, 14-15: CSEL 64, 3 370)
Christus mundum Deo reconciliavit per suum sanguinem
Cum Christus reconciliáverit Deo mundum, útique ipse reconciliatióne non éguit. Pro quo enim peccáto suo propitiáret, qui nulla peccáta cognóvit? Dénique didráchma poscéntibus Iudaéis, quod pro peccáto dabátur ex lege, dixit ad Petrum: Simon, reges terræ a quibus accípiunt tribútum vel censum, a fíliis suis aut ab aliénis? Respóndit Petrus: Ab aliénis. Cui dixit Dóminus: Ergo líberi sunt fílii. Ut autem non faciámus illis offendículum, mitte hamum, et eum piscem qui primus ascénderit, tolle; et apérto ore eius, invénies statérem: illum tollens dabis pro me et pro te.
Osténdit quod non pro se propitiatiónem débeat peccatórum; quia servus peccáti non erat, sed ab omni erat liber erróre Fílius Dei. Fílius enim líberat, servus est in reátu. Ergo liber iste ab ómnibus, nec prétium redemptiónis ánimæ suæ dat, cuius sánguinis prétium póterat abundáre ad univérsa mundi totíus rediménda peccáta. Recte ergo álios líberat, qui pro se nihil débeat.
Plus adício. Non solum pro se Christus prétium non debet suæ redemptiónis aut propitiatiónem pro peccáto, sed étiam si de quocúmque hómine accípias, possit intéllegi quia non débeant sínguli propitiatiónem suam; quia propitiátio ómnium Christus est, et ipse est universórum redémptio.
Cuius enim hóminis sanguis iam idóneus est ad redemptiónem sui, cum pro redemptióne ómnium suum sánguinem Christus effúderit? Est ergo cuiúsquam sanguis qui Christi possit sánguini comparári? aut quis tam potens homo, qui pro se propitiatiónem suam dare possit supra eam propitiatiónem, quam in se óbtulit Christus, qui solus Deo mundum reconciliávit per suum sánguinem? Quæ maior hóstia; quod præstántius sacrifícium; qui mélior advocátus, quam qui pro peccátis ómnium factus est deprecátio et ánimam suam dedit pro nobis redemptiónem?
Non quæritur ergo propitiátio aut redémptio singulórum, quia ómnium prétium sanguis est Christi, quo nos redémit Dóminus Iesus, qui solus Patrem reconciliávit; et laborávit usque in finem, quia nostrum labórem ipse suscépit dicens: Veníte ad me, omnes qui laborátis, et ego vos refíciam.
Tweede lezing
Uit de verklaringen van de Psalmen van de H. Ambrosius, bisschop
(Ps 48, 14-15: CSEL 64, 3 370)
Christus heeft door zijn bloed de wereld met God verzoend
Omdat Christus de wereld met God had verzoend, had Hij derhalve zelf geen verzoening nodig. Voor welke eigen zonde toch zou Hij, die geen zonde heeft gekend, voldoening moeten geven? Toen dan ook de Joden van Hem de didrachme eisten, die volgens de Wet tot boete voor de zonde verschuldigd was, zei Hij tot Petrus: Simon, van wie heffen de aardse vorsten tol of belasting, van hun kinderen of van vreemden? Toen Petrus antwoordde: Van vreemden, zei Jezus tot hem: Dus de kinderen zijn vrij. Maar toch, om hun geen aanstoot te geven: ga naar het meer, werp uw haak uit en grijp de eerste vis, die boven kom. Maak zijn bek open en gij zult een stater vinden. Betaal daarmee voor Mij en voor u.
Christus toonde hiermee aan, dat Hij niet voor Zich voldoening voor zonden moest geven. Want Hij was geen slaaf van de zonde, maar als de Zoon Gods was Hij vrij van alle dwaling. De zoon immers is vrij, de dienaar staat in de schuld. Dus was Hij van alles vrij en geeft Hij geen prijs voor de vrijkoop van zijn ziel, van wie de prijs van zijn bloed overvloedig kon voldoen om alle zonden van heel de wereld af te kopen. Terecht dus bevrijdt Hij anderen, die voor Zichzelf niets nodig heeft. Ik ga nog verder.
Niet alleen is Christus geen losprijs verschuldigd voor zijn eigen verlossing of een verzoening voor zonden, maar zelfs als het over welke mens ook gaat, kan men zeggen, dat de mensen apart genomen geen verzoening verschuldigd zijn, omdat Christus de verzoening is voor allen en de verlossing van heel de wereld.
Van welke mens toch zou diens bloed geschikt zijn om zichzelf te verlossen als Christus zijn bloed vergoten heeft voor de verlossing van allen? Bestaat er dan een bloed van welke mens ook, dat met het bloed van Christus vergeleken kan worden? Of welke mens is zo machtig, dat Hij voor zichzelf een verzoening kan geven boven die verzoening, die Christus in Zichzelf heeft gebracht, Hij die als enige de wereld met God heeft verzoend door zijn bloed? Welk slachtoffer is groter? Welke Offerande kostbaarder? Wie is er een beter Voorspreker dan Hij, die voor de zonden van allen een Voorspreker is geworden en die zijn leven gaf tot losprijs voor ons?
We zoeken derhalve niet naar een verzoening of verlossing van enkelingen, omdat het bloed van Christus de losprijs is voor allen, waardoor de Heer Jezus, die als enige de Vader heeft verzoend, ons verlost heeft. Hij heeft gezwoegd ten einde toe, omdat Hij ons zwoegen op Zich nam, zeggend: Kom tot Mij, allen, die zwoegt, en Ik zal u verkwikken.