Lectio
altera
Ex Sermóne
sancti Paciáni epíscopi De baptísmo
(Nn. 6-7: PL 13,
1093-1094)
Tweede lezing
Uit de preek over het
Doopsel, van de H. Pacianus, bisschop
(Nn. 6-7: PL 13, 1093-1094)
Wie, o God, is aan U, die de boosheid wegneemt, gelijk?
Zoals
wij het beeld van de aardse mens hebben gedragen, zo zullen wij ook het beeld
dragen van de hemelse mens. Want de eerste mens, uit de aarde genomen was
aards; de tweede uit de hemel is hemels. Als wij dit in praktijk brengen, zeer geliefden, zullen wij
niet meer sterven. Zelfs als wij in dit lichaam worden ontbonden, zullen wij
leven in Christus, zoals Hij zelf zegt: Wie
in Mij gelooft, ook al is hij gestorven, zal leven.
Daarom zijn wij er ook zeker
van, dat volgens het getuigenis van de Heer zelf, Abraham, Isaäk en Jacob en
alle heiligen Gods leven. Tenslotte zegt de Heer over dezen: Voor Hem zijn die allen leven. Hij is toch
een God van levenden, niet van doden. En de Apostel zegt van zichzelf: Voor mij is het leven Christus en het
sterven winst. Ik zou wensen ontbonden en met Christus te zijn. En verder
nog: Wij dan, zolang wij in het lichaam
zijn, wonen wij nog niet bij de Heer. Want wij leven in geloof, niet in
aanschouwing. Dit is het, wat wij geloven, zeer geliefde broeders.
Overigens: Indien wij enkel voor dit
leven onze hoop hebben gesteld op deze wereld, zijn wij de beklagenswaardigste
van alle mensen. Want het leven in deze wereld is, voor het vee, de wilde
dieren en de vogels, zoals gij zelf ziet, aan ons leven gelijk in lengte of
langer. Maar dit is het bijzondere van de mens, dat Christus hem zijn Geest
heeft geschonken, dit is het eeuwig leven, maar dan op voorwaarde dat wij niet
meer zouden zondigen. Zoals de dood belopen wordt door de zonden, maar vermeden
door de deugd; zo wordt het leven verloren door de zonden, maar behouden door
de deugd. Want het loon voor de zonde is
de dood, maar de gave van God is het eeuwig leven in Christus Jezus, onze Heer.
Hij is het, die ons heeft
vrijgekocht door ons al onze zonden te
vergeven, zoals de Apostel zegt: De schuldbrief van onze ongehoorzaamheid, die
tegen ons getuigde, heeft hij uitgewist. Hij heeft die vernietigd door hem aan
het kruis te nagelen. Door zijn vlees af te leggen heeft Hij de machten
ontwapend en openlijk aan de kaak gesteld. Hij heeft over hen getriomfeerd in
zichzelf. Hij heeft de geboeiden bevrijd en heeft onze boeien verbroken,
zoals David had gezegd: De Heer richt
neergeslagenen op, de Heer bevrijdt geboeiden, de Heer maakt blinden ziende. En
wederom: Gij hebt mijn boeien verbroken;
ik zal U een offer brengen van lof. Wij zijn dus van onze boeien bevrijd
toen wij door het sacrament van het Doopsel tot het teken van de Heer
samenkwamen, bevrijd door het Bloed van Christus en door zijn Naam.
Aldus zeer geliefden, worden
wij eenmaal rein gewassen, eenmaal bevrijd, eenmaal opgenomen in het
onsterfelijk rijk; eenmaal zalig zijn
zij, wier ongerechtigheden zijn vergeven en wier zonden zijn toegedekt.
Houdt stevig vast, wat gij hebt ontvangen, bewaart het goed, wilt niet meer
zondigen. Bewaart uzelf van nu af rein en onbesmet tot de Dag des Heren.