Lectio altera
Ex Sermóne sancti Paciáni epíscopi De baptísmo
(Nn. 5-6: PL 13,
1092-1093)
Tweede lezing
Uit een
preek over het Doopsel van de H. Pacianus, bisschop
(Nn. 5-6: PL 13, 1092-1093)
Laten wij door de Geest in
Christus een nieuwe levensweg bewandelen
De zonde van Adam was op
heel ons geslacht overgegaan. Want, zoals de Apostel zegt: Door één mens is de zonde in de wereld gekomen, en door de zonde de
dood; zo is ook de dood over alle mensen gekomen. derhalve is het nodig dat
de gerechtigheid van Christus op ons geslacht overgaat. En zoals Adam zijn
zonde zij nageslacht in het verderf stortte, zo heeft Christus door zijn
gerechtigheid heel zijn geslacht leven gemaakt. Dat zegt de Apostel met nadruk:
Zoals door de ongehoorzaamheid van één
velen zondaars werden, zo werden door de gehoorzaamheid van één vele
gerechtvaardigd. En zoals de zonde heerste tot in de dood, zo moge dan door de
gerechtigheid de genade heersen tot het eeuwig leven.
Iemand zal mijn zeggen: ‘De
zonde van Adam ging toch terecht over op zijn nakomelingen, omdat dezen uit hem
geboren waren. Maar zijn wij soms uit Christus voortgekomen, dat wij om Hem
zalig kunnen worden?’ Wilt hier niet te vleselijk denken. Gij zult nu gaan
zien, hoe wij uit Christus als stamvader voortkomen. In deze laatste tijden
heeft Christus uit Maria met zijn lichaam ook zijn ziel ontvangen; deze ziel
kwam Hij zalig maken; deze liet Hij niet in de onderwereld; deze verenigde Hij
met zijn geest en maakte haar ook tot de zijne. Dat is de bruiloft van de Heer,
in één vlees verenigd, opdat volgens dat grote sacrament twee in één vlees
zouden zijn, Christus en de Kerk.
Toen de Geest van de Heer
van boven kwam, werd uit dit huwelijk het christenvolk geboren. Terstond daarna
werd het wezen van onze zielen overgoten en gedrenkt met een hemels zaad en
groeiden wij in het binnenste van onze moeder, dit is de Kerk. Uit haar schoot
geboren gaan wij leven in Christus. Vandaar zegt de Apostel: De eerste Adam werd geschapen tot een
levende ziel, de laatste Adam tot een levendmakende geest. Zo is Christus
vruchtbaar in zijn Kerk door zijn priesters, zoals dezelfde Apostel zegt: In
Christus heb ik u voortgebracht. En zo brengt een zaad van Christus, d.i. Gods
Geest, door de handen van de priesters een nieuwe mens voort, in de moederschoot
verwekt en door de baring van het doopsel geboren, met het geloof als
begeleider.
Zo moet Christus dus
ontvangen worden om voort te kunnen brengen, want zo zegt het de Apostel
Johannes: Aan allen, die Hem ontvingen, gaf Hij het vermogen kinderen van God te
worden. Maar dit kan niet anders geschieden dan door het sacrament van het
doopsel, van het Chrisma en van de bisschop. Want door de doop worden de zonden
afgewassen; door het Chrisma wordt de Heilige Geest uitgestort en beide
verkrijgen wij door de hand en de mond van de bisschop. Zo wordt heel de mens
in Christus herboren en opnieuw gevormd, opdat, zoals Christus uit de doden
herrees, ook wij in nieuwheid van leven zouden wandelen. Dit is opdat wij, na
de dwalingen van ons vroeger leven te hebben afgelegd door de Geest een nieuw
leven zouden leiden in Christus.