maandag 27 augustus 2018

Sint Augustinus "Zingen wij een Alleluia voor de goede God, die ons bevrijd heeft van het kwaad"

Liturgia Horarum

Lectio altera op zaterdag voor de 1e zondag van de Advent:

Uit de Preken van de H. Augustinus, bisschop

Zingen wij een Alleluia voor de goede God, die ons bevrijd heeft van het kwaad

Laten wij hier het Alleluia zingen, nu wij nog vol zorgen zijn, om het een dáár te kunnen doen, waar wij veilig zijn. Waarom zijn wij vol zorgen? Wilt gij dan, dat ik niet verontrust ben, wanneer ik lees: Is het mensenleven op aarde dan geen beproeving? Wilt gij dan, dat ik niet verontrust ben, wanneer mij ook nog gezegd wordt: Waakt en bidt, opdat ge niet in bekoring komt? Wilt ge dan, dat ik niet verontrust ben, wanneer de beproeving zo hoog stijgt dat, wanneer wij bidden, ons gebed zelf ons voorschrijft: Vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven? Dagelijks zijn wij bidders, dagelijks ook schuldenaren. Wilt gij soms, dat ik mij veilig voel, wanneer ik dagelijks vergeving vraag voor mijn zonden en om hulp in gevaren? Want wanneer ik wegens mijn vroegere zonden zal zeggen: Vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven, voeg ik er, om de toekomstige gevaren, altijd aan toe: Leid mij niet in bekoring. En hoe kan het volk in goeden doen zijn, wanneer het met mij uitroept: Verlos ons van het kwade?  En toch, broeders, temidden van dat kwaad moeten we toch ons Alleluia blijven zingen voor de goede God, die ons bevrijdt van het kwade.

Ja, laten wij zelfs in gevaren, in bekoringen, die zowel van anderen als van onszelf komen, ons Alleluia zingen. Want God is getrouw, die niet zal toelaten, is er gezegd, dat gij boven uw krachten bekoord wordt. Laten we dus ook nu ons Alleluia zingen. De mens is nog wel schuldig maar God is getrouw. Er staat niet: Hij zal niet toelaten dat gij bekoord wordt; maar: Hij zal niet toelaten, dat gij bekoord wordt boven uw krachten, maar Hij zal met de bekoring ook geven dat ge eruit komt om ze te kunnen doorstaan. Gij zijt in een bekoring gekomen; maar God zal ook het eruit gaan geven, zodat ge niet in die bekoring bezwijkt; opdat, zoals het vat van de pottenbaker, gij gevormd wordt door het woord van de prediking en daarna gehard wordt door de verdrukking. Maar wanneer ge erin komt, denk dan aan het eruit gaan. Want God is getrouw: De Heer waakt over uw binnenkomen en uitgaan.

En verder – wanneer dit lichaam onsterfelijk en onbederfelijk is geworden als alle bekoring voorbij is, terwijl toch van de andere kant het lichaam de dood is gewijd -, waarom is het dan dood? Vanwege de zonde. Maar uw geest leeft. Waarom ? Dank zij de gerechtigheid. Moeten wij dan het dode lichaam opgeven? Neen, want hoor: Maar als de Geest van Hem, die Jezus van de doden heeft opgewekt, in u woont, zal Hij, die Christus van de doden heeft doen opstaan, ook uw sterfelijke lichamen levend maken. Want nu is het een natuurlijk lichaam, dan een geestelijk.

O, dat gelukkig Alleluia daar! Dat veilige! Dat zonder tegenstand! Waar niemand vijand is en geen vriend verloren gaat. Daar zijn lofzangen tot God en ook hier zijn lofzangen tot God. Hier echter door bedrukten, daar door veiligen; hier door sterfelijken, daar door die altijd zullen leven; hier in hoop, daar in werkelijkheid; hier onderweg, daar in het vaderland

Laten wij daarom, mijn broeders, nu zingen, niet in genoeglijke rust, maar tot troost bij het zwoegen. Zoals zij, die onderweg zijn, gewoon zijn te zingen: zing ook, maar ga voort. Verzacht uw zwoegen door te zingen. Geef u niet over aan lusteloosheid. Zing en ga voort. Wat is dat: ga voort? Vertrek, ga voort in het goede. Want er zijn er volgens de Apostel, die voortgang maken in het slechte. Maar als gij vertrekt, blijf dan lopen. Maar vertrek in het goede, in het ware geloof, in goede zeden. Zing dan en ga voort!


(Sermo 256, 1. 2. 3: PL 38, 1191-1193)