Lectio altera
Ex Tractátu
Theodoréti Cyrénsis epíscopi De incarnatióne Dómini
(N. 28: PG 75, 1467-1470)
Tweede lezing
Uit het tractaat over de
Menswording des Heren door Theodoretus, bisschop van Cyprus
(N. 28: PG 75, 1467-1470)
Door zijn striemen zijn wij genezen
De kwellingen van onze
Redder zijn onze geneesmiddelen. Wat de Profeet ons aldus leert: Hij draagt onze zonden en torst onze
smarten; maar wij beschouwen Hem als een lijdende, geslagen en vernederd. Om
onze zonden wordt Hij verwond, om onze misdaden wordt Hij gebroken; op Hem rust
de straf, ons ten heil; door zijn striemen zijn wij genezen. Als schapen
doolden wij allen rond. Daarom wordt Hij als schaap naar de slachtbank geleid
en verstomt Hij als een lam voor zijn scheerders.
En zoals een herder, die ziet
dat al zijn schapen verloren zijn gelopen, één van die schapen met de hand naar
een goede weide leidt en aldus de overige schapen op dit voorbeeld tot zich
trekt – zo deed ook God, het Woord, toen Hij het menselijk geslacht zag
ronddwalen. Hij nam de gedaante van een slaaf aan en verbond zich daarmee,
daardoor trok Hij het menselijk geslacht tot Zich en leidde hen, die slecht
geweid werden en ten prooi waren aan de wolven, naar goddelijke weiden.
Daarom nam onze Redder onze
natuur aan: daarom ook nam Christus, de Heer, het heilzame lijden op Zich; werd
Hij aan dood en graf overgeleverd, maar verdreef ermee de oude tirannie. Die
aan het bederf waren overgeleverd beloofde Hij de onbederfelijkheid. Want door
de verwoeste tempel (van zijn lichaam) te herstellen en weer op te richten
toonde Hij ook aan de gestorvenen en aan die in zijn verrijzenis geloofden ware
en standvastige beloften. ‘Want zegt Hij, zoals de uit u aangenomen natuur door
inwoning van de vereniging met de Godheid de verrijzenis verkreeg en na de
bederfelijkheid en het lijden te hebben afgelegd, tot onbederfelijkheid en
onsterfelijkheid overging, zó zult ook gij ontslagen worden uit de harde
slavernij van de dood en nadat de bederfelijkheid en het lijden zijn afgelegd,
met onlijdelijkheid worden bekleed’.
Daarom zond Hij door middel
van zijn Apostelen aan alle mensen de gave van het Doopsel. Daarom, zei Hij, gaat en onderwijst alle volken, en doopt hen
in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Het Doopsel is een
soort aanduiding en afbeelding van de dood des Heren. Want als wij één met Hem worden zijn in de gelijkenis met zijn dood,
zullen wij het ook zijn met zijn opstanding, zegt Paulus.