Niet
alleen in Sint Odiliënberg, ook op andere plaatsen komt verwarring omtrent de
H. Odilia voor. Zoals in Sweikhuizen waar sinds 1929 jaarlijks ter ere van de
H. Odilia een blindenbedevaart wordt gehouden. In Sweikhuizen ontstond de
verering van de H. Odilia toen de kruisheren in 1851 een reliek van haar aan de
parochie schonken. Dat wijst op die van Keulen. Toen men echter toen men een
nieuwe beeld van haar in de kerk plaatste en – per ongeluk? – koos voor een van
de H. Odilia van de Elzas. De nieuwe ramen die men niet lang daarna in de kerk
liet aanbrengen – ze gingen helaas tijdens de oorlog verloren - stelden echter
scènes voor uit het leven van de H. Odilia van Keulen.
Ook
in Nieuwenhagen in dat gebeurd, de parochie waar in vandaan kom. Daar wordt de
H. Odilia sinds 1843 vereerd om daarmee het patroonsfeest wat meer luister bij
te zetten. Daar verkreeg men via het bisdom Straatsburg een reliek van de H.
Odilia van de Elzas die bij gelegenheid van het patroonsfeest bijzonder vereerd
kon worden, aangezien “ook in deze
omstreken vele menschen met oogenziekte besmet zijn”. Maar ook in Nieuwenhagen ontstond verwarring
over welke Odilia het nu eigenlijk ging toen men een nieuw beeld van haar in de
kerk liet plaatsen. Dat beeld doet echter eerder denken aan de H. Odilia van
Keulen, ja zelfs nog eerder aan de H. Lucia, met de martelaarspalm en een
schaaltje met daarop twee ogen in haar hand. Later, toen men de ingebruikneming
van de nieuwe kerk het oude beeld terugvond, werd dat echter niet meer herkend
als een van de H. Odilia van de Elzas, en bij de restauratie werd omgebouwd tot
een van de H. Clara (met een monstrans in de hand).
In tegenstelling echter tot de verwarring over de
persoon van de H. Odilia heerst er echter overeenstemming over het feit waarmee
ze ons bijzonder van dienst kan en wil zijn. Niemand twijfelt er immers over
dat ze bijzonder wordt aangeroepen bij oogziekten. Juist in een periode dat de
medische wetenschap nog in haar kinderschoenen stond en machteloos tegenover
aller ziekten en kwalen die mensen troffen. Zo riep men de voorspraak van Sint Stefanus in tegen alle
ziekten die met stenen te maken hadden: gal-, nier- en blaasstenen. Hij was
immers gestenigd! Sint Rochus werd een van de belangrijke beschermheiligen
tegen de pest, omdat hij van die ziekte genezen was. Sint Jozef werd patroon
van een zalige dood, omdat hij volgens de legende was gestorven temidden van
Jezus en Maria. En zo werd de H. Odilia graag aangeroepen bij oogkwalen, omdat
zij blindboren was maar op wonderbare wijze het gezichtsvermogen terugkreeg.
Dat wordt tenminste vertelt van de H. Odilia van de Elzas, maar bijvoorbeeld
ook van de H. Odilia van Orp-le-Grand. Ook de H. Lucia, waarvan indertijd een
beeld in de parochiekerk van Nieuwenhagen werd geplaatst in de veronderstelling
dat het daarbij om de H. Odilia van Keulen ging, wordt vereerd als patrones van
het licht in de ogen; vandaar ook van blinden en slechtzienden, van oogartsen
en opticiëns.
Maar
bij alle belang dat mensen blijkbaar hechten aan hun gezichtsvermogen, er is
nog erger wat ons kan overkomen dan slechtziendheid en blindheid, en dat is –
als we tenminste op Jezus woorden uit het evangelie van vandaag (Mt.13,1-9)
mogen afgaan – slechthorendheid en doofheid. In geestelijke zin wel te
verstaan. Wie oren heeft – hij luistere. Of zoals wij vroeger bij onze
opvoeding te horen kregen: Wie niet wil luisteren moet maar voelen. Als we
niets merken van Gods werkzaamheid in deze wereld of in ons leven, dan ligt dat
niet aan Hem, maar aan ons. Veel van onze tijdgenoten hebben een doofheid voor
Gods Woord ontwikkeld, om Gods Woord zoals het door de verkondiging van de Kerk
tot ons komt niet te horen... Dat kan en mag niet waar zijn; dat is niet meer
van deze tijd; daar kun je tegenwoordig niet meer mee aankomen. En toch: een
goed verstaander zal merken dat dat Woord weliswaar tegen de haren instrijkt,
maar uiteindelijk toch op Jezus is terug te voeren, op Jezus in Wie Gods Woord
is mens geworden, vlees en bloed geworden. “Wie U hoort”, zei Jezus in een
andere verband tot zijn leerlingen, “wie U hoort, hoort Mij – wie naar U
luistert, luister naar Mij” (Luc.10,16). Kerkelijke verkondiging (zoals het
voorlezen uit de Schrift en het houden van een preek) is geen uitvinding van
deze of gene, uitgedacht om mensen te knechten of te pesten. Het is een middel
om Gods Woord in onze harten te zaaien, opdat het in en door ons vrucht zou
dragen, deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig. Wie daarom rijke
vrucht wil dragen, vruchten die blijvend zijn, vruchten die ondanks de dood
standhouden, die houde zich niet doof, maar luistere, luistere naar Jezus’
woorden van eeuwig leven, woorden die vandaag weer middels lezing en uitleg tot
ons komen.
H.
Odilia, ik bid U: geef dat ik zien kan; geef dat ik luistere naar het woord dat
maakte dat U weer zien kon!