Lectio altera
Ex
Explanatiónibus psalmórum sancti Ambrósii epíscopi
(Ps 43, 89-90: CSEL 64, 324-326)
Tweede lezing
Uit de
Verklaringen van de Psalmen, van de H. Ambrosius, bisschop
(Ps 43, 89-90: CSEL 64, 324-326)
Het Licht van uw gelaat is in
ons getekend
Waarom
wendt gij uw gelaat van ons af? Wij
menen, dat God zijn gelaat van ons afwendt, als wij in droefheden verzonken
liggen, zodat duisternissen ons gevoelsleven omhullen, waardoor wij belet
worden de glans van de waarheid met onze ogen te kunnen indrinken. Want als God
op ons hart ziet en zich verwaardigt onze geest te bezoeken, zijn wij er zeker
van, dat niets ons met duisternis kan overdekken. Want als het gelaat van de
mens meer uitdrukking geeft dan de overige lichaamsdelen, en wij, wie we ook
zijn, hen als onbekend herkennen of als bekend herkennen, omdat die personen
voor onze aanblik niet verborgen kunnen blijven, hoeveel temeer belicht Gods
gelaat dan hem, die Hij aanziet?
Hierover hebben wij van de
heilige Paulus, die werkelijk een tolk van Christus was, naast zijn vele andere
uitspraken ook dat heerlijke gezegde, om Hem door beeld en woord nog beter in
onze geest te prenten: Dezelfde God, die
gezegd heeft ‘Licht moet schijnen uit het duister’, is als een licht in onze
harten opgegaan, om de kennis te doen stralen van zijn heerlijkheid, die ligt
over het gelaat van Christus Jezus. Hier horen we dus, hoe Christus in ons
oplicht. Hij is immers de eeuwige glans voor de zielen, die de Vader daarom
naar de aarde zond, opdat wij, die vroeger door een aardse duisternis waren
omgeven, nu in zijn aanschijn verlicht, het eeuwige en hemelse kunnen zien.
Wat zal ik dan van Christus
zeggen, als zelfs de apostel Petrus tot de man zei, die van de moederschoot af
verlamd was, Zie ons aan? Hij keek naar Petrus op en werd verlicht door
de genade van het geloof. Maar hij zou het geneesmiddel tot zijn genezing niet
ontvangen hebben, als hij niet eerlijk had geloofd.
Als er dan zulk een glans op
de Apostelen rustte, kunnen wij ook begrijpen, hoe Zachaeus, toen hij hoorde,
dat Jezus voorbij kwam, in een boom klom, omdat hij door zijn kleine gestalte
Jezus in de menigte niet kon zien. Hij zag Jezus en vond het Licht, hij zág
Hem, en terwijl hij tevoren anderen bestal, deelde hij nu met anderen zijn
bezit.
Waarom
wendt Gij uw gelaat van ons af? Dit is: Hoewel Gij, Heer, uw gelaat van ons
afwendt, toch is het licht van uw gelaat
in ons getekend, Heer. Laten wij dat licht in onze harten bewaren, opdat
het daar in innige liefde strale. Want niemand kan stand houden, als Gij uw
gelaat afwendt.