2 december
In de bisdommen Antwerpen, Brugge en Mechelen-Brussel
Johannes Ruusbroec [1293-1381], regulier kanunnik en mysticus
Thomas a Kempis over de dood van
Johannes Ruusbroec, de eerste prior van Groenendaal, klooster van reguliere
kanunniken van Sint Augustinus bij Brussel.
Inleiding
Johannes
Ruusbroec werd geboren te Ruisbroek bij Brussel in 1293. Hij was kapelaan van
de Sint-Goeclele te Brussel en stichtte op 50-jarige leeftijd een klooster van
reguliere kanunniken van de heilige Augustinus te Groenendaal. Op deze plaats,
in de ongerepte stilte van het Zoniënwoud, schreef hij zijn beroemde mystieke werken. is
een van de grootste mystici van de zuidelijke Nederlanden. Hij ervoer op een
uitzonderlijke manier Gods tegenwoordigheid. En hij was in staat om zijn kennis
van het goddelijk mysterie aan anderen mee te delen. Deze uitzonderlijk
mystieke roeping werd door zijn directe omgeving algemeen erkend en
gerespecteerd. Zijn invloed verspreidde zich snel over Europa, talrijke machtige
en edele personen kwamen hem in Groenendaal opzoeken, klerken zowel als
meesters en doctors in de theologie. Hij stierf er op 2 december 1381. Kort na
zijn dood kreeg hij de bijnaam 'admirabilis' ("de Wonderbare").
Ruusbroec
was ook de inspirator van Meester Geert Grote [1340-1384], de
initiatiefnemer voor de grote 15e eeuwse geestelijke
vernieuwingsbeweging van de Moderne Devotie - voor de oprichting en organisatie van het
klooster Windesheim voor reguliere kanunniken. Bij zijn herhaalde, soms maandenlange
bezoeken aan Groenendaal was Geert Grote onder de charme van Ruusbroec’s
rustige levensopvatting gekomen. Op zijn sterfbed gaf Geert Grote dan de
volgende aanwijzingen:
“Ik
bid en smeek u allen, dat gij na mijn dood een klooster zoudt oprichten, waarin
de oudste en stichtendste broeders tot het priesterschap verheven worden… waar
het gemene leven blijft onderhouden… Dit nieuwe klooster moet niet zijn als een
kartuize, want hoe heilig en Gode toegewijd de kartuizers ook leven, toch zijn
zij te radicaal van de wereld gescheiden om de vromen van buiten vrije toegang
te verlenen. Zelfs moet gij niet de regel van de Cisterciënsers aannemen:want
die is zeer streng en, voor onze tijd en de menselijke zwakheid van velen,
zwaar om te onderhouden. Maar gij moet de Orde van de Reguliere Kanunniken van
het klooster te Groenendaal, van mijn allerliefste en zeer eerwaarde vader,
aannemen : die dienen onder een meer menselijke regel die haast voor allen, die
in het klooster krijgsdienst voor God willen verrichten, uiterst geschikt is en
die trouwens niet veel verschilt van de levensregel, die gij tot nog toe hebt
onderhouden”. Diegenen die Geert Grote
“zijn
allerliefste vaders” noemt, de stichters van Groenendaal hebben met hun
geestelijke bezieler, Ruusbroec, die eenvoud en goedheid, die gematigdheid en
mildheid uitstraalt, waarnaar Grote bij zijn levenseinde, zo’n heimwee had. Het
blijft Ruusbroec’s grootste aantrekkelijkheid, dat door zijn door zijn diepste
leringen de eenvoud van de goede prior en zijn menselijkheid blijft bekoren.
De
hervormer van de H.Graforde in de Nederlanden Jan van Abroek [Bree ca 1440-
Hoogcruts 1510] groeide op in de vernieuwingssfeer van de Moderne Devotie en
gaf ons Kanunnikessen van het H. Graf de idealen van deze geestelijke beweging
door.
Uit de Kroniek
van Thomas van Kempen
(hoofdstuk II dat geen
betrekking heeft op het klooster Sint Agnietenberg, het klooster waar Thomas
praktisch zijn hele leven verbleef, maar dat hij wel wilde boekstaven)
In het jaar 1381 stierf op 2
december, de octaafdag van Sint-Catharina, in Brabant [1] de eerbiedwaardige en
hoogst devote pater Johannes Ruusbroec. Hij was de eerste prior van het
klooster Groenendaal bij Brussel, dat behoorde tot de orde van de reguliere
kanunniken. Hij was 87 jaar oud en werd begraven, naar het noorden gekeerd, in
het koor voor het hoogaltaar. [2] Als 60-jarige nam hij in voornoemde plaats
samen met de allereersten het kloosterkleed aan. Met Gods hulp vervulde hij 64
jaar lang het priesterambt. De gewijde en uitmuntende leer die hij verkondigde,
lichtte overal op in het Duitse land, waar zij wijd en zijd verspreid raakte.
Hem zocht meester Geert Grote persoonlijk op, in gezelschap van de rector van
de Zwolse school, meester Johannes. [3] Zijn werken beschouwde hij als
vergelijkbaar met die van de grootste kerkleraren. Tal van zeer devote en van
diep inzicht getuigende boeken in de volkstaal [4] deed Ruusbroec met
scherpzinnigheid het licht zien. En de gave van hemelse liefelijkheid die hij
van God ontvangen had, strooide hij met grote vrijgevigheid uit over allen in
de Kerk die hem nabij waren en die na hem zouden komen. Elf boeken zijn het,
die hij, zowel in het klooster als vóór zijn intrede, tot groot voordeel heeft
geschreven; en opdat dit aantal niet een onvolkomen getal zou zijn, wordt het
door een boek met brieven tot twaalf aangevuld.
[1]
Met Brabant wordt in het algemeen het hele Zuid-Nederlandse Bourgondische
gebied aangeduid, het voormalige hertogdom Brabant.
[2]
Dat wil zeggen: met het hoofd naar de linkerzijmuur van de kerk.
[3]
Johannes Cele namelijk.
[4]
Het zogenaamde Middelnederlands, vroeger ook wel Diets genoemd.
Thomas
van Kempen [1380-1471], het jaar vóór het sterfjaar van Ruusbroec geboren,
heeft Ruusbroec noch Geert Grote gekend. De bewondering en de genegenheid voor
Ruusbroec van Geert Grote en de kringen van zijn volgelingen heeft de jonge
broeder Thomas al vroeg meegekregen in het Agnietenbergklooster zodat hij Ruusbroec
“de gave van hemelse lieflijkheid” kon toeschrijven. Die hemelse gave dichter
bij de mensen brengen verstond Ruusbroec; Titus Brandsma [1881-1942], hoogleraar
in de Middelnederlandse mystiek en zelf mysticus heeft dit concept in zijn
colleges uitgewerkt.
Onder
dank met toestemming overgenomen uit: U. de Kruijf +, J. Kummer en F. Pereoom
+, Een klooster ontsloten. De kroniek van Sint-Agnietenberg bij Zwolle door
Thomas van Kempen. In vertaling en met commentaar. Uitgave van Stichting
Ijsselacademie, Kampen, 2000, p. 129