zaterdag 19 december 2020
Collectegebed 4e zondag van de Advent: door lijden en kruisiging van de Mensgeworden Christus gebracht tot de heerlijkheid van de Verrijzenis
Gratiam tuam, quæsumus, Domine, mentibus nostris infunde,
ut qui, Angelo nuntiante, Christi Filii tui incarnationem cognovimus,
per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur.
Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen. Wij bidden U: stort uw genade in onze harten, opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis.
Stort uw genade, bidden wij [U], Heer, in onze harten,
opdat wij, die door de boodschap van de Engel de Menswording van Christus uw Zoon hebben leren kennen, door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van zijn verrijzenis.
Meer letterlijke vertaling volgens de loop van de tekst
Deze oratie, oorspronkelijk voor 25 maart, feestdag van Maria Boodschap samengesteld, is opgenomen in de authentieke Hadrianuscodex of Sacramentarium van Hildoard van Cambrai, geschreven ca. 811-8212, direct gekopieerd van het Romeinse origineel.
Sinds de 15e eeuw werd dit gebed gebruikt voor votiefmissen van de Moeder Gods in de Advent en sinds de na conciliaire vernieuwing voor de 4e zondag van de Advent als gebed van de dag.
De oratie Gratiam sluit ook het Angelus of “De Engels des Heren” af, een katholiek gebed buiten de officiële liturgie van de Kerk waarin in klein bestek de heilsmysteries van de Menswording, het Lijden, Sterven en Verrijzen van Jezus Christus alsmede hun heilswerking worden gememoreerd.
Het Angelus wordt driemaal daags gebeden: om zes uur 's morgens, twaalf uur 's middags en zes uur 's avonds. In vroeger tijden werden de dagelijkse bezigheden op deze tijdstippen onderbroken om het Angelus te bidden. Het is als het ware een klein volkscredo. Het gaf structuur aan het dagelijkse werk en droeg dit werk ook.
Sommige kerken en kloosters hadden een aparte angelusklok – de kleinste klok van het gelui en met de hoogste toon – die op de tijd van het Angelus luidde.
In onze monastieke liturgie is het Angelusgebed met de oratie Gratiam bewaard. In de Paastijd wordt het Angelusgebed vervangen door het Regina caeli. Ook in het Tijdeigen van de Advent van de ordeseigen processie voor de zondagse hoogmis staat het genoteerd na de antifoon Alma Redemptoris Mater en gedurende het eerste stuk van de Tijd door het jaar tot Maria Lichtmis.
De opbouw van het gebed stemt overeen met zijn oorspronkelijke plaats. Want de 25e maart staat reeds in het krachtveld van de paasviering van Dood en Verrijzenis van de Heer, een samenhang, die in de tekst wordt weerspiegeld. Sinds de liturgievernieuwing van Vaticanum II is deze oratie op 25 maart vervallen en in de Advent geplaatst om vóór het Geboortefeest van de Heer ook zijn aankondiging en ontvangenis te herdenken. Dat op deze plaats daardoor ook het Kruis en de Verrijzenis herdacht worden mag bij de eerste aanblik verrassen maar is echter zeer zinvol. De oratie brengt in herinnering dat Ontvangenis en Geboorte van de Heer verwijzen naar díe zelfverloochening, die volgens hoofdstuk 2 van Brief aan de Filippenzen gehoorzaamheid tot de Dood en Verrijzenis van Christus en daardoor de verlossing van de mensheid motiveert. Op de vooravond van Kerstmis, vlak voor de heilige nacht heeft dit gedeelte uit de Filippenzenbrief als kantiek in de Ie Vespers zijn plaats na Psalm 112 en 147 die uitbundig Gods lof bezingen. Tegen de achtergrond van deze hymne op het paasmysterie is derhalve ook de oratie te verstaan.
De Kerk belijdt, dat wij door de Boodschap van de Engel de Menswording van Christus hebben leren kennen. Geleid door het kerstevangelie van Sint Lucas met het schitteren van de goddelijke heerlijkheid en de lofzang van de Engelen zijn wij gewoon deze te zien in het licht van de kerstvreugde.
De nauwe band met het paasmysterie wijst ons er echter op, dat de vreugde pas door de Verrijzenis volkomen wordt en dat daartussen noodzakelijkerwijze de gehoorzaamheid tot de dood is in te voegen.
De oratie vraagt, dat wij "tot de heerlijkheid van de Verrijzenis gebracht worden" door zijn, door Christus' Lijden en Kruis. Hier moet men er rekening mee houden, dat het ook bij de heerlijkheid van de Verrijzenis om zijn Verrijzenis gaat. In het andere geval zou de heilsgedachte al te zeer verkort zijn. In ieder geval ziet het gehele heilsplan van God er zo uit, dat Christus Zelf door Lijden en Kruis tot de Verrijzenis komt, zoals Hij zelf tot de leerlingen van Emmaüs zegt: "Moest de Messias dit alles niet lijden en zo in zijn heerlijkheid binnengaan?" (Luc 24,26). Het binnengaan In deze dood en in de daarop volgende Verrijzenis is voor òns de weg van de verlossing.
Menswording, Lijden en Verrijzenis staan onder de werking van de Heilige Geest; zonder de Geest van God is ook de verlossende deelname aan dood en verrijzenis niet mogelijk. Om deze heilige Geest vraagt de Kerk, wanneer zij het woord Agenade@ gebruikt. Dit wordt voelbaar wanneer zij zegt: "Stort uw genade in onze harten (mentibus)". Hier kan een parallel worden getrokken met een woord van Sint Paulus: "...de liefde Gods is uitgestort in onze harten door de Heilige Geest, die ons is geschonken" (Rom 5,5).