De kloosterling draagt Christus’ kleed 6
4. Het
bloedig kleed van ’s Heren passie III
“Drie
zonden beheersen de wereld en ook, op weinige uitzonderingen na, alle standen,
van hoog tot laag, van de geestelijkheid en van de kloosteroorden, die van de
bezittingen der heilige Kerk zouden moeten leven. Het zijn: traagheid,
gulzigheid en onkuisheid.
Traagheid
is verdriet en ongenoegen tegenover God en zijn dienst; het niet waarderen van
zijn lering, zijn genade en zijn glorie; geen vrees koesteren voor Gods
gerechtigheid en geen hoop op zijn genadigheid; onverstorven tegenover wat
zondig is, ongeoefend in de overweging van de passie van onze Heer; lezen,
zingen, bidden, de heilige Mis celebreren of bijwonen zonder inspanning, zonder
devotie, zonder innerlijke aandacht, zonder smaak of troost in God, zonder
inwendige gewaarwording van zijn genade; een onstandvastig hart, vol beelden
van aardse dingen, vadsig en zonder toeleg op goede werken, in alles op het
gemak en gerief van het lichaam bedacht zijn; zachte kleren, lui liggen en lang
slapen: die met dit alles behept zijn kunnen het leven van onze Heer Jezus
Christus niet smaken.”
(XII B., IV, 143-145).
Wordt vervolgd