Haar vijftiende:
dat zij namen draagt, die haar alléén toekomen, en die géén ander schepsel mag
dragen.
Zo
roemt haar de Kerk: als tweede Eva en Moeder der levenden; als vol van genade;
als Vrouwe die genade vond en het Leven baarde; als de Moeder van God en van
ons: de Moeder, die ons derhalve bemint en in die liefde voor ons bidt en ten
beste spreekt; als Meesteres der wereld; als Koningin van hemel en Engelen; als
Moeder van Barmhartigheid; als Toevlucht der zondaren; als onze Voorspreekster;
als de Poort van de hemel, en nog zoveel meer.
[Exhort.
231]