woensdag 1 juni 2016

H. Petrus Canisius [1521-1597]: Vijftien voorrechten der H. Maagd


Haar zevende voorrecht is haar onovertroffen Moederschap, waardoor zij waarlijk is de Moeder van God. Op wonderbare wijze immers heeft zij, als maagd, den Zoon Gods ontvangen, krachtens haar overschaduwing door de Allerhoogste en door de H. Geest die over haar neer is gedaald.
Vol geloof heeft zij Christus ontvangen; Hem alles geschonken, haar vlees en bloed, en heel haar lichamelijk zijn Hem geheel en al ter beschikking gesteld. Negen maanden lang heeft zij Hem met vreugde gedragen. En blijvend ongeschonden maagd, heeft zij Hem gebaard en bracht zij Hem zonder smarten ter wereld: vol van vreugde, wijl zij het eerst van allen den Christus aanschouwen en aanbidden mocht.
Geen maagd, reiner dan zij, naar ziel en naar lichaam; géén vlekkenlozer, zijverder, volmaakter! Géén, aan wie groter genadevolheid ten deel viel! Géén, die méér met God verenigd, Hem méér nabij of welgevallig was!
Geen moeder, die vruchtbaarder, gelukkiger of getrouwer was! Van haar alléén is gezegd: “Gij hebt genade gevonden bij God.” Geen immers is zó heilig, schoon, verheven, zó zeer getooid vervuld van de gaven van de H. Geeste! Geen moeder met méér liefde voor haar kind!

Haar achtste voorrecht is gelegen: in de onovertroffen eer, die zij ontving van haar Zoon, Christus, die haar tot Moeder uitverkoos, vertrouwde zich geheel en al aan haar toe; liet zich door haar verzorgen, voeden, kleden, leiden en bewaken; en dertig jaar lang is hij haar onderdanig geweest. Geen zoon beminde zijn moeder méér, of werd wederkerig ook ooit méér door zijn moeder bemind.
Hij, bron van wijsheid, heeft haar zijn geheimenissen openbaar gemaakt. En in Cana van  Galilea heeft Hij op haar verlangen zijn éérste wonder gewerkt.
Hij heeft haar geëerd op het Kruis, en was méér voor haar dan voor zichzelf bezorgd. Daarom ook heeft Hij haar als een schat aan zijn meest geliefde leerling toevertrouwd.