Schenk ons genade om aan Uw wil te beantwoorden
I n l e i d i n g
Als het collectegebed zegt dat de sterfelijke mens te
zwak is, om zonder God tot iets in staat te zijn, dan geldt dat in het algemeen
voor het natuurlijke leven. Maar hier is evenwel en vooral het bovennatuurlijke
domein bedoeld: “Zonder Mij kunt gij niets doen” (Jo 15,5). De zondeval
van de eerste mens verwondde en verzwakte immers de geest en wil van de gehele
mensheid tot op de dag van vandaag. Daardoor is het moeilijk voor ons om scherp
te onderscheiden wat goed en waar is. Na afweging met ons verstand of op gezag
van anderen blijft het vanwege onze passies en voorkeuren nog steeds
moeilijk de juiste keuze te maken. Onze juiste geest- en wilsbesluiten moeten
worden gedisciplineerd door herhaling van keuzes en handelingen op de juiste
tijd en wijze, zodat we goede gewoonten en deugden ontwikkelen.
In
de collecte van deze zondag is voluntas, de vrije wil tegenover actio, de actie (handeling) geplaatst. Wij hebben “neigingen” tot dit
of dat. In de acties (handelingen) worden onze neigingen concreet. Sommige
acties zijn geheel geestelijk of spiritueel, en zijn in die hoedanigheid acties
van de geest. Wij hebben een eerste idee of neiging en vervolgens gebruiken wij
onze vrije wil om dat idee te aanvaarden of af te wijzen. Wij kunnen een
neiging tot een diepere gedachte brengen en haar beschouwen. Er zijn
verstandelijke daden (goed of slecht). Er zijn ook fysieke daden. We krijgen een
idee en dan zoeken we met behulp van ons intellect en wil uit hoe het te doen
en een keuze te maken om te handelen (goed of slecht).
Gelet
op de moeilijkheid de juiste keuzes te maken als gevolg van de erfzonde is God
de enige hoop, die de kracht verlenen kan iets te bewerken wat God welgevallig
is. Vervuld van deze overtuiging, smeekt de Kerk in het collectegebed van deze
zondag God, haar de hulp van Zijn genade te verlenen, opdat wij daardoor Gods
geboden in willen en handelen vervullen.
T e k s t
Missale
Romanum – 1970
Deus,
in te sperantium fortitudo,
invocationibus
nostris adesto propitius,
et,
quia sine te nihil potest mortalis infirmitas,
gratiæ tuæ præsta semper auxilium,
ut, in exsequendis mandatis tuis, et voluntate tibi et
actione placeamus.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie – 1979
God,
steun voor allen die op U hopen,
wees
ons nabij en luister naar ons gebed.
In
onze menselijke zwakheid kunnen wij niets zonder U.
Schenk
ons altijd de bijstand van uw genade
om
door het naleven van uw geboden, in gedachten en daden aan uw wil te
beantwoorden.
Werkvertaling
God,
kracht voor allen die op U hopen,
verhoor
genadig onze smeekbeden
en
omdat onze aardse zwakheid zonder U niets vermag,
verleen
ons altijd de bijstand van uw genade,
opdat
wij, in het naleven van uw geboden, zowel in ons willen als in ons doen U
behagen.
L i t u r g i s
c h e a n t e c e d e n t e n
Het
collectegebed van deze zondag is in feite integraal terug te voeren op het Oude
Gelasiaans Sacramentarium, 566, 8e eeuw, en staat vermeld in het
Missale Romanum van 1962 op de 1e zondag na Pinksteren en in
de week die daarop volgt. Sinds de 8e eeuw en wellicht nog vroeger
was deze oratie, getuige niet minder dan 32 manuscripten, in gebruik in de
kathedralen, dom- en kloosterkerken van het vasteland van Europa en overzee (Corpus
Orationum, II, D, pars 1, reeks Corpus Christianorum, series Latina,
CL A, Turnhout 1993, p. 180).
Vanwege de woordparen fortitudo,
kracht en infirmitas, zwakheid; voluntas, wil en actio,
handeling, zou een mogelijke bron voor dit collectegebed ook in de
anti-pelagiaanse (1) geschriften van de H. Augustinus van Hippo (+ 430)
gevonden kunnen worden.
S t r u c t u u r a n a l y s e e n s
t i j l f i g u r e n
1. Deus, in te sperantium fortitudo,
2. invocationibus nostris adesto propitius,
3. et, quia sine te nihil potest mortalis infirmitas,
4. gratiæ tuæ præsta semper auxilium,
5. ut, in exsequendis mandatis tuis, et voluntate tibi
et actione placeamus.
Ad 1
Deus,
anaklese, in de vocativusvorm, gevolgd door een bijstelling met tweede anaklese
in de vocativusvorm, fortitudo: op de kracht respectievelijk almacht van God is
de hoop van de bidder gebaseerd. In te sperantium: woordengroep die
wordt gebruikt in de openingszin van het
collectegebed van de XVIIe zondag per annum, daar echter met de
anaklese “protector”;
In
te sperantium, bijvoeglijke bepaling in de genitivusvorm (sperantium: zelfstandig
gebruikt ppa in de genitivus meervoud, hier te vertalen met ’van hen die (op
u/in te) de hoop gevestigd hebben) met “object” in
te.
Ad
2
De
regels 2 t/m 4 vormen de hoofdzin met de dubbele smeekbede, onderbroken door de
causale (oorzakelijke) bijzin […] quia…infirmitas.
invocationibus nostris adesto propitius:
dit eerste deel van de hoofdzin met het prædicaat in de imperativusvorm
herinnert aan de openingsformule van het collectegebed van de 7e
zondag van Pasen: Supplicationibus nostris,
Domine, adesto propitius. (zie aldaar)
Adesto: imperativusvorm van het
futurum van het verbum adesse. Met het prædicaat adesto is invocationibus
nostris in twee congruerende dativusvormen verbonden hetgeen gelezen kan
worden als een object: verhoor onze smeekbeden. Propitius: prædicatieve
bepaling bij het verbum adesto.
Ad 3-4
et, [quia… infirmitas] gratiæ
tuæ præsta semper auxilium: tweede deel van de hoofdzin met
eveneens het prædicaat in de imperativus vergezeld van het object gratiæ
tuæ auxilium; met auxilium in de accusativusvorm vergezeld
door twee congruerende genitivusvormen: die de gevraagd hulp nader
specificeren: genitivus explicativus. Onderbroken door het verbum præsta en de
bijwoordelijke bepaling van tijd semper bevat dit zinsdeel een
hyperbaton.
In de causale bijzin quia … infirmitas
staat het prædicaat potest in de indicativusvorm: het drukt een ervaren
werkelijkheid uit zoals in de inleiding boven verwoord.
Ad 5
ut, in
exsequendis mandatis tuis, et voluntate tibi et actione placeamus.
Finale/doelaanwijzende of consecutieve/gevolgaanduidende
bijzin, klassiek ingeleid door het voegwoord ut onderbroken door een
volgende bijzin in…tuis. Het prædicaat placeamus staat in de coniunctivusvorm
en heeft als bijwoordelijke bepaling het woordenpaar voluntate en actione
in de ablativusvorm bij zich; tibi, indirect object in de dativusvorm van belanghebbende (dativus commodi).
Het
dubbele et…et in de frase et voluntate tibi et actione
en de uitgang – e van de ablativusvormen is een aardige assonantie
(klinkerrijm) en beklemtoont de elementen van willen en doen en kan ook vertaald worden met zowel…als.
In
exsequendis mandatis tuis: bijwoordelijke bijzin met het verbum exsequendis
in het gerundivum (gesubstantiveerd verbum) in de ablativus meervoud door het præpositum in en congruerend met de substantivumvormen mandatis
en tuis: in het
navolgen van uw geboden.
V o c a b u l a r i u m
In het klassieke Latijn betekent fortitudo maar zelden fysieke
kracht, maar wel volharding, “standvastigheid, vastberadenheid, manhaftigheid
bij het verduren of op zich nemen van moeilijkheden, lasten, ongemak,
tegenspoed; ook beslistheid, vastbeslotenheid, dapperheid, moed,
onverschrokkenheid, onversaagdheid. In de Latijnse Vulgaatvertaling
van het oude Testament wordt de Heer dikwijls aangeduid als “fortitudo mea” –
“mijn sterkte…”. Zo vertalen de Latijnse en Griekse versies van het
Oude Testament het Hebreeuwse maw’oz en ‘oz, begrippen die een
“plaats” of “middel van veiligheid”, een “toevluchtsoord, schuilplaats”
of “burcht”, “bolwerk, fort”, “bastion”of “vesting” aanduiden.
Het begrip “burcht” klinkt ook in het grote
“strijdlied” van de 16e eeuwse protestanten in Duitsland “Ein feste
Burg ist unser Gott” - Een vaste burcht is onze God’. Dit is de vertaling
van psalm 46 door Maarten Luther (+1546) die voor het protestantisme de
betekenis kreeg die de Internationale later voor het socialisme zou krijgen.
Van oudsher en ver voordat Luther op het idee kwam, werden hymnen en liederen
ook ingezet in de strijd van het orthodoxe katholicisme tegen ketterijen en
schismatieke bewegingen. Deze vormden ook een geheugensteun voor de mensen de
relevante rechtzinnige ideeën te leren en te onthouden. De H. Augustinus
van Hippo (+430) stelde een gedicht samen ter bestrijding van de donatisten (2)
die hun schismatieke altaren hadden opgezet tegenover die van de katholieken.
In reactie op “Ein feste Burg” zongen Rooms Katholieken “Großer Gott, wir
loben dich” “Grote God, wij loven U – in 1774 getoonzet door de
priester-dichter Ignaz Franz, als een parafrase op het “Te Deum” , een
lofzang, in feite het aloude lof- en danklied van de H. Kerk, dat terugreikt
tot eind 4e, begin 5e eeuw en dat mogelijk – minstens in
enkele onderdelen – naar het auteurschap van de H. Ambrosius (+ 397) verwijst.
De protestanten adopteerden vervolgens op hun beurt enthousiast het
priesterlied “Großer Gott, wir loben dich” en zingen dat tot op de dag van
vandaag. Daardoor is in dit geval het Ajax-Feyenoord-karakter op de achtergrond
geraakt maar dat is misschien wel heel oecumenisch.
Adesto is de imperatief van de toekomende tijd van het werkwoord adesse:
aanwezig zijn, nabij zijn, helpen, bijstaan. In de verbinding: adesto
precibus , adesto supplicationibus of adesto invocationibus
krijgt het de betekenis van “verhoren, luisteren naar”.
Auxilium is “hulp, assistentie, bijstand,
steun”.
Voluntas
betekent voornamelijk “wil, vrije wil, wens, keuze, verlangen, neiging,
geneigdheid”. Het is de kracht van onze vrije wil die in samenwerking met ons
intellect ons onderscheidt van wilde dieren. Voluntas kan ook eenvoudig een “intentie” betekenen
of iets wat we inwendig willen.
Mortalis:
sterfelijk, dodelijk, aards, vergankelijk; peccatum mortale: doodzonde.
Propitius (van
pro en peto): genegen, genadig, gunstig
Infirmitas
heeft betekenissen als “zwakheid, zwakte”, ook “het zwakke geslacht”, verder
“onzelfstandigheid”, “wankelbaarheid”.
Exsequor
heeft een scala aan betekenissen: 1. volgen, begeleiden, nalopen, aanhangen 2.
doorzetten, uitvoeren, voltrekken 3. vervolgen, straffen, wreken 4. uitvoerig
behandelen, beschrijven 5. voortzetten, voleinden 6. uitvorsen, te weten komen
7. dragen, dulden, ondergaan, verduren. Exsequor mandata : opdrachten,
bevelen, geboden uitvoeren / volgen / naleven.
K o r t c o m m e n t a a r
Het welbehagen van de Vader
rustte op zijn eniggeboren, geliefde Zoon. Ook op ons die door water en de
Heilige Geest opnieuw geboren en kind van God zijn geworden, rust Gods
welbehagen. Wij zijn immers ranken aan de wijnstok van het mystieke Lichaam van
Christus en God helpt hen, met zijn genade, vruchten voort te brengen door
willen en handelen. Het welbehagen van God is voor de mensen een
levenskwestie, om welke reden het collectegebed van deze zondag een bijzonder
aandringend karakter heeft. Dit aandringen blijkt uit de dubbele vraag om Gods
bijstand: “invocationibus nostris adesto propitius”- “verhoor genadig onze smeekbeden”
en, nog duidelijker: “gratiæ tuæ præsta semper auxilium” – “verleen ons altijd
de hulp van uw genade”.
Het gaat niet om het
afwenden van de straf, die wij moeten verwachten, als wij de geboden niet
onderhouden, en niet om het loon, dat ons de trouw aan de geboden in het
vooruitzicht stelt. Het gaat erom, dat wij de Vader, die wij zo liefhebben,
behagen. Zo is het collectegebed een gebed van liefde voor God. God begint en
voltooit in ons alle verdienstelijke dingen die wij doen. Hij geeft ons de
kracht om alle goede daden tot stand te brengen.
(1)
Pelagianen: volgelingen van Pelagius
(354-420/440) (eind 4e eeuw), een asceet, die stelde dat de
zondeval de menselijke natuur niet heeft aangetast en dat de sterfelijke wil in
staat is te kiezen tussen het goede en kwade, met andere woorden dat de mens
alle capaciteiten bezit om door een deugdzaam leven zichzelf waardig te maken
voor het eeuwig leven zonder dat hiervoor bijstand van de kant van God nodig
is. In zijn In zijn anti-pelagiaanse geschriften werkt de H.Augustinus zijn
genadeleer uit:
de gedachte dat het als gevolg van de erfzonde onmogelijk is om goed te leven
zonder Gods voortdurende hulp, een genade-gave die de zondige mensheid
eigenlijk niet verdient.
(2)
Van de vele ketterijen waarmee
Augustinus als bisschop van Hippo te maken kreeg vormden de
donatisten, volgelingen van de
afgescheiden bisschop Donatus (4e eeuw) wel een van zijn meest
hardnekkige tegenstanders. Deze
christelijke fundamentalisten uit Noord-Afrika bepleitten een volledig zuivere
Kerk zonder compromissen. Zij wilden geen banden met de Kerk van Rome en de
Romeinse overheid.
Augustinus vatte de strijd tegen hen op.
Daarbij ging hij ongebruikelijke middelen niet uit de weg. In 393 schilderde hij
het conflict met de donatisten in een lang gedicht, de “Psalm tegen de
donatisten”. Het is geschreven in heel eenvoudig Latijn, dat bewust is ontdaan
van alle klassieke franje: iedereen moest de boodschap kunnen begrijpen. Dit
unieke gedicht krijgt ten onrechte meestal weinig aandacht. Klassiek geschoolde
geleerden vinden de volkse tekst de erudiete kerkvader haast onwaardig.
Augustinus blijkt echter ook hier al zijn talenten als redenaar en schrijver in
te zetten voor 'de goede zaak', zoals hij dat ook doet in zijn preken.
De “Psalmus” is van groot belang als
historisch, pastoraal en theologisch document. Maar bovenal neemt het gedicht
een bijzondere plaats in binnen de geschiedenis van de Europese poëzie. Het is
namelijk een uniek getuigenis van de ontwikkeling naar de ritmische Latijnse
poëzie van de middeleeuwen.