Liturgia Horarum –
Getijdengebed
Begin van de Preek over ‘De herders’ van de H.
Augustinus, bisschop 1
(ontleend aan Ezechiël 34)
Wij zijn christenen en
leiders
Dat heel onze hoop in Christus is gelegen en dat
Hij zelf onze ware en heilzame glorie is, heeft uw liefde niet nu pas voor het
eerst geleerd. Want gij zijt in zijn kudde degene, die waakt en Israël weidt.
Maar omdat er herders zijn, die wel de naam van herders willen hebben, maar
niet de taak van de herders willen vervullen, laten wij daarom eens nagaan, wat
tot dezen door de Profeet [Ezechiël] wordt gezegd. Luistert gij dan aandachtig
en laten wij met siddering luisteren.
En het woord
des Heren werd tot mij gericht: Mensenkind, gij moet profeteren tegen de
herders van Israël, en zeg tot de herders van Israël. We hebben zojuist
geluisterd naar deze tekst, toen ze werd voorgelezen. Wij wilden er hier iets
over zeggen tot uw heiliging. De Heer zelf zal ons helpen de waarheid te
zeggen, als wij niet ons eigen woord spreken. Want als wij ons eigen woord
zouden spreken, zullen wij zijn als herders, die zichzelf weiden, niet de
schapen; maar als wij spreken, wat van Hem is, zal Hij u door wie ook weiden. Zo spreekt God de Heer: Wee de herders van
Israël, die alleen zichzelf weiden! Of moeten de herders hun schapen niet
weiden? dat is: de herders moeten niet zichzelf weiden, maar hun schapen.
Dat is de voornaamste reden, waarom de herders worden beschuldigd, namelijk
omdat zij zichzelf weiden, niet hun schapen. Wie zijn het dan, die zichzelf
weiden? Dat zijn zij over wie de Apostel zegt: Allen zoeken hun eigen belang en niet dat van Jezus Christus.
De Heer heeft zich niet naar onze verdienste maar
overeenkomstig zijn eigen beoordeling verwaardigd ons in deze bediening te
plaatsen, waarover wij strenge rekenschap moeten afleggen. Wij hebben hier een
tweevoudige taak: één als christen en een andere als aangesteld leider. Dat wij
christen zijn geldt onszelf; dat wij leider zijn, heeft betrekking op u. In zover
wij christen zijn moeten we letten op ons eigen belang, maar in zover wij
leider zijn alleen op het uwe.
Velen die christenen zijn, maar geen leiders, komen
tot God langs een misschien gemakkelijker weg, en zij wandelen wellicht des te
gemakkelijker naarmate zij minder bagage mee te dragen hebben. Maar wij,
afgezien van het feit, dat wij christenen zijn, waardoor wij aan God rekenschap
moeten afleggen over ons leven, zijn wij ook nog leiders, waardoor wij rekenschap
verschuldigd zijn over ons ambt.