30 september Gedachtenis van de H. Hiëronymus
Uit de
Proloog van de Commentaren op de profeet Jesaja,door de H. Hiëronymus, priester
De Schriften niet kennen is
Christus niet kennen
Ik geef wat ik schuldig
ben, gehoorzaam aan de voorschriften van Christus, die zegt: Onderzoekt de Schriften, en: Zoekt en gij zult vinden, om niet met de
Joden het andere woord te horen: Gij
dwaalt, omdat gij noch de Schriften kent noch de kracht Gods. Want als
Christus volgens de apostel Paulus Gods kracht is en Gods Wijsheid, zal ook
hij, die de Schriften niet kent, Gods kracht en Wijsheid niet kennen. De
Schriften niet kennen is Christus niet kennen.
Daarom zal ik de huisvader
navolgen, die uit de kist het oude en nieuwe te voorschijn haalt; en ook de
bruid die in het Hooglied zegt: Jonge
vruchten en oude: ik spaar ze voor u, mijn beminde. En zo ga ik Jesaja
uitleggen, om hem niet alleen als profeet, maar ook als evangelist en apostel
te leren. Want hij zegt zowel over zichzelf als over de overige evangelisten: Hoe lieflijk zijn de voeten van hen , die
het goede nieuws en de vrede verkondigen. En tot hem spreekt God als tot
een apostel: Wie zal Ik zenden en wie zal
tot mijn volk gaan? En hij antwoordt: Hier
ben ik, zend mij.
Men mene niet, dat ik de onderwerpen van
dat boek kort zal samenvatten, omdat dit Geschrift alle mysteries van de Heer
bevat. Hij wordt verkondigd als de Emmanuël, geboren uit de Maagd, als bewerker
van schitterende wonderen en tekenen, als gestorven en begraven, en verrezen
uit de doden en als Verlosser van alle volkeren. Wat zou ik hier gaan spreken
over physica, ethica en logica? Immers, al wat in de Schriften aan heiligs
staat opgetekend, al wat de menselijke taal kan voortbrengen en wat de
zintuigen van de stervelingen kunnen vatten, ligt in dit boek van de profeet
opgesloten. Over de mysteries erin getuigt de schrijver zelf: Zo gewordt u dit hele visioen als de inhoud
van een verzegeld boek. Men geeft het iemand die het lezen kan, en zegt: Lees
dat boek. Dan antwoordt deze: ik kan niet, want het boek is verzegeld. Of men
zal het boek geven aan iemand anders die niet kan lezen, en zegt: Lees het
eens; dan zal deze antwoorden: ik kan niet lezen.
Als dit iemand niet veel zegt, laat hij
dan eens luisteren naar dit andere woord van bovengenoemde Apostel: Wat de profeten betreft: twee of drie mogen
het woord voeren en de overigen moeten het beoordelen. Wanneer een ander, die
nog gezeten is, een openbaring krijgt, moet de eerste zwijgen. Maar hoe
kunnen zij zwijgen, daar het in de macht van de geest ligt, die door de
profeten spreekt, om of te zwijgen of te spreken? Want als zij begrepen, wat
zij zeiden, is alles vol wijsheid en rede. Er kwam ook geen luchtstroom, door
de stem bewogen, tot hun oren; maar God sprak tot de geest van zijn profeten,
volgens hetgeen een andere profeet zegt: De
engel, die in mij sprak, en: Roepend
in onze harten, Abba, Vader, en: Ik
zal luisteren naar hetgeen de Heer God in mij spreekt.
(Nn.
1.2: CCL 73, 1-3)