Liturgia Horarum – Getijdengebed
Preek over ‘De herders’ van de H.
Augustinus, bisschop 6
(ontleend
aan Ezechiël 34)
Bereid u voor op de
beproeving
Gij hebt al gehoord waar
de slechte herders van houden. Ziet nu, wat zij nalaten te doen. Het verzwakte dier hebt gij niet gesterkt,
het zieke niet genezen; wat neergeslagen was, dit is wat gebroken was, hebt gij niet verbonden; wat was afgedwaald,
hebt gij niet teruggeroepen en wat verloren was, hebt gij niet gezocht; wat
sterk was, hebt gij uitgemergeld, gedood, vermoord. Het schaap is ziek, dit
is, het is te zwak om aan de bekoringen te kunnen weerstaan, als het zorgeloos
en onvoorbereid wordt overvallen.
De nalatige herder zal,
wanneer het schaap nog gelooft, niet tot hem zeggen: Mijn zoon, wanneer gij u in de dienst van God begeeft, sta dan vast in
de gerechtigheid en de vreze en bereid u voor op de beproeving. Want wie zo
spreekt, versterkt de zwakke en maakt van een zwakke een sterke, zodat deze,
wanneer hij dit woord gelooft, niet op voorspoed hoopt in deze wereld. Want als
hij geleerd heeft voorspoed in deze wereld te verwachten, wordt hij door die
voorspoed zelve te gronde gericht. Door opkomende tegenslagen immers wordt hij
gewond of zal misschien zelfs omkomen.
Wie dus zo bouwt, bouwt
niet op een rots maar op zand. De rots nu
was Christus. Christenen moeten het lijden van Christus navolgen, Geen
genietingen zoeken. De zwakke wordt gesterkt, als hem gezegd wordt: ‘Verwacht
wel beproevingen, maar God zal u uit dit alles verlossen, als uw hart zich niet
van terugtrekt. Want om uw hart te sterken kwam Hij lijden, kwam Hij sterven,
kwam Hij om met speeksel besmeurd en met doornen gekroond te worden, kwam Hij
om smaad te aanhoren en om tenslotte aan het kruishout geslagen te worden. Dat
alles heeft Hij voor u gedaan en gij doet niets. Niets voor Hem, maar alles
voor uzelf.’
Wat zijn dat voor leiders,
die uit vrees hun volgelingen te stoten, ze niet alleen niet voorbereiden op de
komende beproevingen, maar ze zelfs geluk in deze wereld beloven, dat God aan
die wereld zelf niet heeft beloofd? God voorzegt, dat die wereld ellende op
ellende zal overkomen tot het einde toe, en gij zou willen, dat de christen
daarvan uitgezonderd zou worden? Juist omdat hij christen is, zal hij nog iets
meer moeten lijden in deze wereld.
De Apostel immers zegt: Allen die in Christus Jezus vroom willen
leven, zullen vervolgd worden. Als gij, herder, die uzelf zoekt en niet het
belang van Jezus Christus, het ermee eens zijt, dat Paulus zegt: Allen die in Christus Jezus vroom willen
leven, zullen vervolgd worden, zegt gij dan rustig: ‘Als gij vroom in
Christus leeft, zult gij alles in overvloed bezitten. En als gij geen kinderen
hebt, zult gij allen aannemen en onderhouden en geen ervan zal u door de dood
ontvallen’. Is dat uw bouwsel? Zie goed toe, wat ge doet; waar ge dit bouwsel
neerzet. Het staat op zand. De regen zal komen, het water zal er binnenstromen,
de wind zal gaan waaien; zij zullen tegen dat huis beuken, het zal instorten en
het wordt één grote puinhoop.
Neem uw bouwsel weg van
het zand en zet het op een rots. Het moet op Christus staan. Als gij wilt, dat
het christelijk is. Men zie naar het vernederende lijden van Christus, naar
Hem, die zonder zonde was en boette voor hetgeen Hij zelf niet misdreef. Men
lette op het woord van de Schrift, dat zegt: Hij tuchtigt elk kind, dat Hij aanneemt. Men zij dus bereid
getuchtigd te worden of men zoekt niet aangenomen te worden.
(Sermo 46, 10-11: CCL 41, 536-538)