woensdag 9 september 2015

H. Bruno "Jeruzalem, als ik u zou vergeten"


Uit de commentaren op de psalmen, van de H. Bruno, priester

Jeruzalem, als ik u zou vergeten

Hoe lieflijk is uw woning! Mijn ziel smacht van verlangen naar de voorhoven des Heren, dit is naar de wijdte van het hemels Jeruzalem, de Stad van de Heer.
De psalmist toont ook aan, waarom hij verlangt naar de voorhoven des Heren: en dat hierom, o Heer, die bestaat boven de hemelse krachten, mijn Koning en mijn God, omdat zij zalig zijn, die wonen in uw huis, het hemels Jeruzalem. Alsof men zeggen wilde: Wie zou niet naar uw voorhoven verlangen, daar Gij God zijt, dit is Schepper en Heer der hemelse machten en Koning en omdat allen zalig zijn die in uw huis wonen? Hier betekent voorhoven en huis hetzelfde. Als hij zegt zalig zij bedoelt hij, dat zij zo’n zaligheid bezitten, als kan worden begrepen. Vandaar dat het ook vast staat, dat zij zalig zijn, omdat zij U loven met godsvruchtige liefde in de eeuwen der eeuwen, dit is tot in eeuwigheid. Want zij zouden niet in eeuwigheid loven, als ze niet voor eeuwig gelukzalig waren.

Tot die zaligheid kan echter niemand uit zichzelf komen, ook al bezit hij geloof, hoop en liefde; maar zalig de man, dit is die man alleen komt tot deze zaligheid wiens hulp van U komt bij het opstijgen, dat hij in zijn hart heeft voorbereid om tot die zaligheid te komen. Dit wil zeggen: Van hem alleen kan men zeggen, dat hij tot de gelukzaligheid zal komen, die, wanneer hij in zijn hart langs vele trappen van deugden en goede werken wil opstijgen tot deze gelukzaligheid, de hulp ontvangt van uw genade. want uit eigen kracht kan niemand daartoe opstijgen, getuige het woord van de Heer: Niemand stijgt op ten hemel d.w.z. uit eigen kracht, dan alleen de Zoon des mensen, die in de hemel is.

Ik zeg: Hij heeft het opstijgen voorbereid, omdat hij nog leeft in het tranendal, dit is in dit leven dan nietig is en vol tranen door de beproevingen, in vergelijking met dat andere leven, dat vergeleken met dit leven (groot als) een berg en vol vreugde te noemen is.

Maar omdat gezegd werd: Zalig de man, wiens hulp van U komt, zou iemand kunnen vragen: Zou God daartoe helpen? Daarom wordt aldus geantwoord: Er komt werkelijk hulp van God voor de zaligen. Want de wetgever, Christus namelijk, die ons zijn wet heeft gegeven, schenkt zijn zegen en zal die steeds blijven schenken, namelijk zijn verscheidene genadegaven, waarmee Hij de zijnen zal zegenen, dit is zal verheffen tot de gelukzaligheid en door die zegeningen zullen zij opstijgen van deugd naar deugd.
In het toekomstige hemelse Sion zullen zij Christus, de God der goden, zien. Want omdat Christus God is, zal Hij ook de zijnen vergoddelijken. Met andere woorden: onder degenen, die in het hemels Sion zullen wonen, zal Hij op geestelijke wijze als de God van de goden, namelijk de Drieënige God, verschijnen. Dat betekent: met het verstand zullen zij God in Zichzelf zien, die zij hier niet kunnen zien, want God zal daar alles in allen zijn.

(Ps 83: edit. Cartusiæ de Pratis, 1891, 376-377)