zondag 13 september 2015

Liturgia Horarum Preek over ‘De Herders’, van de H. Augustinus 4

Liturgia Horarum
Preek over ‘De Herders’, van de H. Augustinus, bisschop 4
(op Ezechiël 34)

Niemand zoeke zijn eigen belang, maar dat van Jezus Christus

Nadat wij iets gezegd hebben over het drinken  van de melk, laten wij dan nu eens nagaan, wat het betekent zich te kleden met de wol. Wie melk geeft, geeft voedsel; wie wol geeft, geeft aanzien. Bij het volk zoeken zij, die zichzelf weiden en niet de schapen, deze twee zaken: het gemak om zich het nodige aan te schaffen en de gunst van eer en lof.

De kleding toch wordt daarom juist als een eer aangezien, omdat ze de naaktheid bedekt. Want elke mens is op zich onbeduidend. Wie uw leider ook moge zijn, wat is hij anders dan wat gij zelf zijt? Hij is met vlees bekleed, is sterfelijk, eet, slaapt, staat op; hij wordt geboren en zal sterven. Als gij dus bedenkt, wat hij eigenlijk op zich is, is hij een mens. Maar hoe meer gij hem eert, des te meer bedekt gij als het ware wat onbeduidend is.

Ziet eens wat een ere-kleed dezelfde Paulus van het goede Godsvolk had ontvangen, toen hij zei: Gij hebt mij ontvangen als een engel van God. Ik verzeker u; gij zoudt zo mogelijk uw ogen hebben uitgerukt om ze mij te geven. Maar toen hem zo’n grote eer werd betuigd, heeft hij toen soms, omwille van die bewezen eer, de dwalenden gespaard om te voorkomen, dat hij misschien zou worden geminacht of minder geprezen zou worden, als hij hen berispte? Als hij dat gedaan had, zou hij bij hen behoren, die zichzelf weiden en niet hun schapen. Hij zou dan bij zichzelf gezegd hebben: Wat gaat mij dat aan? Laat ieder maar doen, wat hij wil; mijn onderhoud is veilig, mijn eer is veilig: ik heb voldoende melk en wol; laat ieder maar zijn eigen gang gaan. Is volgens u dus alles in orde, als iedereen zijn eigen gang gaat? Ik wil u niet als herder aanstellen, maar u zien als een gewoon lid van de grote kudde: Als één lid lijdt, lijden alle ledematen mee.

Als dan de Apostel hun in herinnering brengt, hoe zij hem gezind waren, wilde hij de schijn vermijden alsof hij hun eerbetuigingen vergeten was en getuigt dan, dat zij hem als een engel van God hebben ontvangen en zij zich zo mogelijk hun ogen wilden uitrukken om ze hem te geven. En toch kwam hij toen tot een kwijnend schaap, een bedorven schaap, om de wonde uit te snijden, niet om het bederf te ontzien. Ben ik dan, zegt hij, uw vijand geworden, omdat ik u de waarheid zeg? Zie, Hij nam van de melk van de schapen, zoals wij hier boven hebben gezegd, en kleedde zich met de wol van zijn schapen, maar toch verwaarloosde hij zijn schapen niet. Hij zocht immers niet zijn eigen belang, maar dat van Jezus Christus.