donderdag 9 juli 2020

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada XIV per annum feria VI Beati sumus, si præcepta Domini in caritatis concordia impleverimus. Zalig zijn wij als wij de voorschriften van de Heer in de eenheid der liefde vervuld hebben.



Lectio altera

Ex Epístola sancti Cleméntis papæ Primi ad Corínthios
(Nn. 50, 1 — 51, 3; 55, 1-4: Funk 1, 125-127. 129)


Tweede lezing

Uit de Brief van de H. Clemens I, paus,  aan de Korinthiërs
(Nn. 50, 1 — 51, 3; 55, 1-4: Funk 1, 125-127. 129)
Zalig zijn wij als wij de voorschriften van de Heer in de eenheid der liefde vervuld hebben

Ge ziet, mijn geliefden, hoe groot en bewonderenswaardig de liefde is, en dat men haar volmaaktheid niet kan beschrijven. Wie is waardig in haar bevonden te worden dan zij alleen, die God daar waardig voor achtte? Bidden en smeken wij daarom zijn barmhartigheid af, dat wij in de liefde bevonden worden zonder enige menselijke neiging, onberispelijk. Alle geslachten van Adam af tot op onze tijd zijn verdwenen, zij echter, die door Gods genade in de liefde volmaakt zijn geworden zullen hun plaats krijgen onder de vromen en bij de verschijning van Christus’ Rijk bekend gemaakt worden. Want er staat geschreven: Treedt uw woonvertrek binnen, verberg u nog een korte tijd tot mijn gramschap voorbij is: Ik zal Mij uw goede dagen herinneren en u opwekken uit uw graven.
Zalig zijn wij, mijn geliefden, als wij de voorschriften van de Heer in de eenheid van de liefde hebben volbracht, opdat door de liefde onze zonden worden vergeven. Want er staat geschreven: Gelukkig hij, wier misdaden zijn vergeven, wier zonden zijn bedekt; gelukkig de mens, aan wie Jahweh  geen zonde meer zal aanrekenen in wiens geest geen onoprechtheid meer woont. Deze zaligspreking slaat op hen die door middel van Onze Heer Jezus Christus door God zijn uitverkoren; aan Wie de glorie is in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Laten wij dan voor alles, wat wij misdaan hebben, verleid door één van de dienaren van de Tegenstander (de duivel), vergiffenis vragen. Maar zij, die de aanstokers zijn geweest van de opstand en de onenigheid, moeten weer het oog richten op de gemeenschappelijke hoop. Want zij, die in vreze en liefde hun leven doorbrengen, willen liever dan hun naaste kwellingen ondergaan, en willen liever zelf worden gesmaad dan dat er een smaad komt over die eensgezindheid, die ons schoon en juist overgeleverd is. Want het is voor de mens beter zijn zonden te belijden dan zijn gemoed te verharden.

Wie is er onder u edelmoedig, wie barmhartig, wie vol liefde? Laat hem dan zeggen: ‘Als er om mij opstandigheid is ontstaan of tweedracht of scheuring, ga ik weg waarheen ge maar wilt, en doe ik wat de gemeenschap verlangt; als maar de kudde van Christus in vrede moge leven met de aangestelde priesters’. Wie dat doet, zal zich een grote glorie verwerven in Christus, en iedere plaats zal hem gaarne ontvangen. Aan de Heer behoort de aarde met wat ze bevat. Zo doen en zo zullen degenen doen, die een goddelijk leven leiden, waarover zij nooit spijt zullen hebben.