maandag 20 juli 2020

Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven” 16e zondag per annum / door het jaar

Christus ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie

Laat de offergaven die ieder heeft gebracht om U te eren, voor allen heilzaam zijn

I n l e i d i n g

Het Gebed over de gaven legt een relatie tussen het offer van het Nieuwe Verbond en de offers van het Oude Verbond (‘legales hostiæ’). De tekst verbaast enigszins: het nieuwe Offer heeft de oude offers bevestigd. Krachtens het offer van Christus en in Zijn dienst hadden ook die offers heilsbetekenis. Het einde van deze offers wil niet zeggen dat zij niets waren en niet werkten, maar zij werden voltooid door het ene Offer, om wille waarvan zij door God waren ingesteld. In het ene Offer hebben alle voorafgaande offers hun vervulling gevonden en zij ze als het ware nog steeds werkelijk. Daarom spelen de beroemde oude offers zoals die van Abraham en Melchisedech, en  hier genoemd dat van Abel, in het religieuze denken, bidden en vieren van de Kerk nog steeds een grote rol. Zo bidden we in de oratie van deze zondag niet alleen om de aanvaarding van de offergaven  - waarbij we de Consecratie zien vervat -  maar we beroepen ons ten overstaan van de Vader op het voorbeeld van Abel, wiens offer Jahweh met welgevallen heeft bezien en derhalve heeft gezegend en geheiligd.
God heeft de vele offers die de Wet voorschreef door de volmaaktheid van het ene Offer van Christus tot voltooiing gebracht. Ofschoon dit Offer uniek is en een enkele maal is opgedragen, is er toch de mogelijkheid dat velen door hun gaven in de H. Eucharistie bijdragen tot de eer van God. Wat velen aanbieden, wordt in de Consecratie het ene Offer dat geactualiseerd wordt. Zo stroomt het met eeuwige genade op allen terug, bij uitstek in de H. Communie.

T e k s t

Missale Romanum – 1970
Deus, qui legalium differentiam hostiarum unius sacrificii perfectione sanxisti,
accipe sacrificium a devotis tibi famulis,
et pari benedictione, sicut munera Abel, sanctifica,
ut, quod singuli obtulerunt ad maiestatis tuæ honorem, cunctis proficiat ad salutem.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
God, Gij hebt de vele offers van het Oude Verbond tot voltooiing gebracht in het ene en volmaakte Offer.
Aanvaard dit offer uit de handen van uw gelovigen en heilig het, zoals de gaven van Abel, met uw zegen:

Werkvertaling
God, die de verscheidenheid van de wettelijke offers hebt bekrachtigd door de voltooiing van het ene Offer,
aanvaard het offer van de U toegewijde dienaren,
en heilig het met Uw overeenkomstige zegen, zoals Gij gedaan hebt net de offergaven van Abel,
opdat wat ieder afzonderlijk/enkelen tot eer van uw Majesteit heeft/hebben opgedragen, velen tot heil mag strekken.

L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n
De brontekst van deze lange oratie, welke de Secreta is van de 7e zondag na Pinksteren in het Missale Romanum 1962, 383, wordt gevonden in het Sacramentarium Gelasianum Vetus (Vat. Reg. lat. 316, 1e helft van de 8e eeuw), 1188, met exacte dezelfde tekst als die van vandaag met dit verschil dat de oude versie de genitivus adiectivus “iusti” bij Abel bevat (welke vorm, zijnde een Hebreeuwse eigennaam, niet wordt verbogen).

S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n

1. Deus, qui legalium differentiam hostiarum unius sacrificii perfectione sanxisti,
2. accipe sacrificium a devotis tibi famulis,
3. et pari benedictione, sicut munera Abel, sanctifica,
4. ut, 5. quod singuli obtulerunt ad maiestatis tuæ honorem, cunctis proficiat ad salutem.
Het Gebed over de gaven bestaat uit één enkele zin, opgebouwd door een aanhef met relatieve bijzin, gevolgd door twee zelfstandige deelzinnen die elk een bede bevatten, verbonden door de coniunctie et (regel 2 en 3). Regel 3 wordt onderbroken door een vergelijkende bijzin terwijl de regels 4 en 5 een verbijzondering behelzen van de tweede bede (sanctifica). Regel 5 is een afhankelijke bijzin die het object beschrijft van de finale / consecutieve bijzin beginnend met ut.
De oratie van vandaag bevat begrippen voor hostia (r. 1), sacrificium (r. 1, 2) en munera  (r. 3).
Ad 1
Deus, [o] God, anaklese in de vocativusvorm, veelvuldig gebruikte aanhef aan de spits van de oratie. Het adres wordt gevolgd door een betrekkelijke bijzin, ingeleid door het reflexivum qui, die actief aangeeft wat God deed in het Oude Testament en voltooid heeft in het Nieuwe Testament.
Sanxisti, Gij hebt bekrachtigd, prædicaat, 2e pers. van de indicativus perfecti activi van het verbum sancire, sanxi, sanctum. Zie het Vocabularium.
Legalium differentiam hostiarum, de verscheidenheid van de wettelijke offers: object van het prædicaat, opgebouwd uit de accusativusvorm differentiam omringend vergezeld door twee congruerende genitivusvormen legalium hostiarum. De uiteenplaatsing van de genitivusvormen legalium [differentiam] hostiarum  vormt een hyperbaton.
Unius sacrificii perfectione, door de volmaaktheid van het ene Offer, - bijwoordelijke bepaling, opgebouwd uit de ablativusvorm perfectione, zijnde een ablativus causæ resp. modi, gecombineerd met twee congruerende genitivusvormen unius sacrificii: genitivus explicativus.

Ad 2
Accipe, aanvaard, ontvang, - prædicaat in de imperativus indicativi, veelvuldig gebruikt in de oratietaal.
Sacrificium, - object van het prædicaat accipe in de accusativusvorm van sacrificium, - i, n. , offer, offergave enz.
A devotis tibi famulis, door de U toegewijde dienaren, bijwoordelijke bepaling in de ablativus, bepaald door de præpositie a, die altijd de ablativus regeert. Devotis en famulis vormen vanwege hun uiteenplaatsing een hyperbaton.
Tibi, [aan, voor] U – bijwoordelijke bepaling, behorende bij devotis, in de dativusvorm (dativus commodi, van voordeel).      
Ad 3
Tweede deelzin met de tweede bede uitgedrukt in het prædicaat sanctifica, heilig: imperativusvorm indicativi præsentis.
Et pari benedictione, en met een overeenkomende zegening, - bijwoordelijke bepaling bij het prædicaat sanctifica in twee congruerende ablativusvormen, ablativus instrumentalis of modi.
In deze deelzin ontbreekt het object van sanctifica, maar dit kan in gedachten aangevuld worden met sacrificium (r. 2) of munera uit de comparatieve bijzin welke regel 3 onderbreekt.
In de vergelijkende bijzin sicut munera Abel ontbreekt het prædicaat; de bedoeling is echter duidelijk: zoals Gij de offergaven van Abel sanctificasti of sanctificavisti, hebt geheiligd. Munera Abel: object van het verzwegen prædicaat in de accusativusvorm van munus, - eris, n. vergezeld van de genitivus possessivus (van bezit) Abel. Eigennamen van niet Latijnse oorsprong zoals bij Abel het geval is (Hebreeuws), behouden in de genitivus dezelfde vorm als in de nominativus.
Ad 4
Ut [r. 5] cunctis…salutem, finale/doelaanwijzende respectievelijk consecutieve/ gevolgaanduidende bijzin met het prædicaat proficiat in de coniunctivusvormvanwege het wenskarakter uitgedrukt in ut: opdat/zodat allen tot heil moge strekken. Het subject bij het prædicaat ontbreekt, maar kan weer in gedachten aangevuld worden met het substantivum sacrificium, zoals inhoudelijk blijkt uit r. 5, een afhankelijke verklarende bijzin ingeleid met het reflexivum quod.
Cunctis, bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm meervoud van het adiectivum cunctus –a, -um, hier zelfstandig gebruikt.
Ad salutem, tot heil, - voorzetselbepaling in de accusativusvorm geregeerd door de præpositie ad.

Ad 5 quod singuli obtulerunt ad maiestatis tuæ honorem
Obtulerunt, zij hebben aangeboden/geofferd, prædicaat, 3e pers. meerv. perfecti activi van offerre, obtuli, oblatum.
Singuli, telkens één, ieder afzonderlijk, - subject bij het prædicaat in de nominativusvorm meervoud. Inhoudelijk verwijzen de begrippen singuli en cunctis  naar een collectief van personen (de gelovigen die tesamen de Kerk, zijnde het Mystieke Lichaam van Christus, vormen). Bij singuli moet worden gedacht aan de afzonderlijke gelovige die hier en nu in vereniging met Christus het Offer opdraagt, met cunctis wordt gedoeld op het collectief van de gelovige gemeenschap van alle tijden en plaatsen die in vereniging met Christus de H. Mis vieren. Het gebruik van singuli versus cunctis vormt een antithese.

Ad maiestatis tuæ honorem, ter ere van / tot eer van Uwe majesteit, - voorzetselbepaling samengesteld uit de accusativusvorm honorem bepaald door de præpositie ad en vergezeld van de twee congruerende genitivusvormen maiestatis tuæ, genitivus explicativus resp.
De zinsdelen ad honorem en ad salutem vormen een ritmische repetitio en vertonen eindrijm resp. alliteratie aan het slot.

B i j b e l s e  r e f e r e n t i e

De Brief aan de Hebreeën bespreekt met name in hoofdstuk 9-10, 18 de verhevenheid van het Offer van het Nieuwe Verbond, dat is het Offer van de Hogepriester Christus, boven de offers van het Oude Verbond.
Wat wordt bedoeld met de perfectio unius sacrificii, de volmaaktheid van het ene Offer?
Het Offer van Christus bestond in het opdragen van Zichzelf (Hebr 7, 27) en overtreft daarmee de offers van het Oude Verbond. De oude offerdienst was slechts voorbereiding en voorafbeelding (9, 1-10), Christus is de volmaakte Hogepriester, omdat Hij dienst doet in het volmaakte heiligdom en het volmaakte Offer opdraagt (9, 11-14): “hoeveel te meer zal dan het bloed van Christus, die door een eeuwige geest zichzelf als onberispelijk [offer] opdroeg aan God, ons geweten reinigen van dode werken, om de levende God te dienen?” (vers 14) Als reeds door de oud-testamentische ceremoniën een heiliging bewerkt werd, wat moet dan niet de uitwerking van Christus’ Offer zijn? Scherp wordt met de termen van vers 14 de verhevenheid van het nieuw-testamentische Offer in het licht gesteld. Tegenover het bloed van bokken en stieren en het reinigingswater van de as van de koe staat het Bloed van Christus.  Voor degene die in Christus gelooft en Hem erkent als de eeuwige Zoon van God,  is de waarde en de kracht van zijn Bloed duidelijk. In hoeveel liturgische gebeden en gezangen wordt dit niet onderstreept? Vergelijk deze strofe uit het Adoro Te devote:
Pie Pelicane, Jesu Domine,
Me immundum munda tuo sanguine:
Cujus una stilla salvum facere
Totum mundum quit ab omni scelere
Stierven de offerdieren gedwongen, Christus offert Zichzelf uit vrije wil. Hij is Priester, Offer en altaar tegelijk. Hij offert zich immers door een eeuwige geest, een geest die eeuwig en onvergankelijk is en niet door de dood wordt aangetast. Zijn goddelijke natuur wordt door de dood van Zijn mensheid niet gedeerd. Dit voortleven van zijn geest werd bekroond door de verrijzenis van Zijn lichaam op de derde dag.
Een volgende voortreffelijkheid van Christus’ Offer ligt in het feit dat Hij zich onberispelijk opdroeg, d.w.z. als  een onberispelijk, volmaakt Offer. Het was een voorschrift van de Wet dat het offerdier zonder gebrek moest zijn (vgl. Lev 1, 3. 10; 3, 1. 6). Christus, die zichzelf offerde, was eveneens als Offer onberispelijk, maar gelet op zijn goddelijke natuur was zijn onberispelijkheid van oneindig hogere aard. Hij was niet alleen zonder zonde (vgl. 4, 15), maar bezat ook als Zoon van God de heiligheid in de hoogste mate (vgl. 1 Pe 1, 19). Tenslotte droeg Christus zich op aan God – dat was ook de bedoeling van de oude offers – maar de kracht van zijn daad ligt juist in het feit dat Hij zich als Zoon van God geeft aan de Vader, in liefde, met volle vrije wil en als een onberispelijk offer.
Hoe zou God aan een dergelijk Offer weerstand kunnen bieden?

G e t u i g e n i s  v a n  d e  V a d e r s

H. Leo de Grote, paus [390-461]
“Nu is er een eind gekomen aan de verscheidenheid van vleselijke offers en worden al die verschillende offers vervangen door het ene Offer van uw Lichaam en Bloed, omdat Gij waarlijk zijt “het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt”, en aldus in U alle mysteries voltrekt, zoals er nu één offer plaats heeft in de plaats van alle slachtoffers, er zo ook één heerschappij zij over alle volken. (…) en ofschoon de natuur van de Godheid niet geraakt kan worden door de angel van de dood, heeft Hij toch datgene aangenomen – door uit ons geboren te worden – waardoor Hij voor ons het offer kon brengen”.
(Uit Preek 8, De passione Domini, 7-8)

H. Fulgentius van Ruspe [460-533]
“Bij de opoffering van de vleselijke slachtoffers, die op bevel van de heilige Drieëenheid, de ene God van het Oude en Nieuwe Testament, aan Haar door onze vaderen gebracht moesten worden, werd de meest welgevallige gave van die Offerande voorafgebeeld, waarbij de Enige Zoon Gods zichzelf, naar het vlees, op barmhartige wijze voor ons zou opdragen.
Want naar de apostolische leer heeft Hij zich voor ons overgeleverd als offergave en slachtoffer, God tot een lieflijke geur. Hij is onze ware God en ware Hogepriester, die voor ons, niet met het bloed van bokken en stieren maar met zijn eigen Bloed voor eenmaal het heilgdom is binnengegaan. Dat voorafbeeldde toen de Hogepriester, die ieder jaar met bloed het Heilige der heiligen binnenging.
Deze is het, die in zich alleen alles uitvoerde, wat Hij wist dat nodig was voor de voltooiing van onze verlossing; Hij was namelijk tegelijk Priester en Offer, God en Tempel: Priester, door wie wij zijn verzoend; Offer, waardoor wij zijn verzoend; Tempel, waarin wij zijn verzoend, en God met Wie wij zijn verzoend. Hij alleen was: de Priester, het Offer en de Tempel: dit alles was God in de gestalte van een dienstknecht; maar God was Hij niet alleen, want God was Hij met de Vader en de Heilige Geest.
Dus moet u met de grootste zekerheid voor waar houden, dat de Eniggeboren God, het Woord, mens geworden, zichzelf voor ons als offer en offergave aan God heeft aangeboden tot aangename geur. Aan Wie met de Vader en de Heilige Geest in de tijd van het Oude Testament door patriarchen, priesters en profeten dieren werden geofferd. En aan Wie nu, dit is in de tijd van het Nieuwe Testament, met de Vader en e Heilige Geest, met Wie Hij één Godheid is, de heilige katholieke Kerk het Offer van brood en wijn in liefde en geloof over heel de wereld zonder ophouden aanbiedt”.
(…)
In die oude offers werd figuurlijk afgebeeld, wat Hij ons zou geven; in dit Offer van nu echter toont Hij ons duidelijk, wat ons reeds gegeven is.
In die oude offers werd de Zoon Gods tevoren aangekondigd, die voor goddelozen gedood zou moten worden; in dit Offer van nu wordt Hij verkondigd als Degene, die voor goddelozen is gedood, omdat, volgens het getuigenis van de Apostel: toen wij zelf nog geheel hulpeloos waren, Christus op de gestelde tijd voor goddelozen is gestorven, en omdat, toen wij zijn vijanden waren, wij met God zijn verzoend dood de dood van zijn Zoon.
(Uit het Tractaat Over het geloof aan Petrus (diaken), cap. 22. 62: CCL 91A, 750)

(KKK, nrs. 613-614)
‘Dit offer van Christus is uniek, het is de voltooiing van alle offers en overtreft die nog (Vgl. Hebr 10, 10). Het is allereerst een gave van God de Vader zelf: het is de Vader die zijn Zoon overlevert om ons met Hem te verzoenen ( vgl. 1 Joh 4, 10). Tegelijkertijd is het een offerande van de mensgeworden Zoon van God die uit vrije wil en uit liefde (Vgl. Joh 15, 13) zijn leven aanbiedt (Vgl. Joh 10, 17-18) aan zijn Vader door de heilige Geest (Vgl. Hebr 9, 14) om onze ongehoorzaamheid weer goed te maken”.

B e k n o p t  v o c a b u l a r i u m
Differentia, -æ, vr.  betekent ‘verschil, verscheidenheid, onderscheid, diversiteit’. En mochten degenen die het Goddelijk Officie zingen het vergeten zijn: differentia betekent ook de manier waarop de psalmodieformule eindigt, het zogenaamde ‘eindje’.

Sancio: voor degenen die hun Latijn willen opfrissen of pas met de studie Latijn beginnen (en dat zijn een toenemend aantal belangstellenden, niet alleen op onze eigen cursus Kerklatijn) komt het verbum sanxisti van sancio met betekenissen als 1. heiligen (door godsdienstige plechtigheden); heiligen (onschendbaar maken) 2. bevestigen, bekrachtigen, voltooien 3. onder strafdreiging verbieden (vgl. de begrippen sanctioneren, sanctie) en 4. meestal van wettelijke verordeningen of andere publieke maatregelen: onveranderlijk vastleggen, verordenen, vaststellen, decreteren, tot wet verheffen, dus onherroepelijk maken;  bepalen, vaststellen, beschikken, ratificeren. We vinden in het Latijn woordenparen als lex en sancire,  zoals in sancire legem (“een wet bekrachtigen/ ratificeren”), sancire lege (“ratificeren op grond van de wet”), en lex sancit  (“de wet bepaalt of verordent”). De wettelijke terminologie van deze oratie, binnen de context van “sacrificium”, samen met het begrip differentia , geplaatst naast unum laat ons het contrast zien tussen de offers van de Mozaïsche Wet van het Oude Testament en het eens-voor-altijd opgedragen Offer van Christus als fundament voor het Nieuwe Testament. Het New Book of Word Histories uitgeverij Merriam-Webster geeft aan dat het woord sancire  gerelateerd is aan “sacerdos” – priester, degene die heilig c.q. onschendbaar maakt.

Legalis, - e, wettelijk, krachtens/volgens de wet, wettelijk erkend, wettelijk toegestaan, wettelijk verplicht. Als theologisch begrip: wettisch (m.b.t. de Mozaïsche Wet).
C o m m e n t a a r

In het Oude Testament werd het volk van God verzoend en gezuiverd voor God’s aangezicht door het rituele offer van dieren. Deze offers moesten steeds opnieuw worden gebracht omdat een dergelijk offer niet kon leiden tot overbrugging van de kloof tussen God en mens. Het volledige en overvloedige offer van voldoening werd gebracht in het Offer van Christus aan het Kruis.
De Kruisdood van Christus maakte, eens en voor al, dat er nooit meer bloedige offers behoefden te worden gebracht. De vruchten van de Kruisdood werken vooruit tot in eeuwigheid maar ook terug naar het verleden tot en met de zonden der vaderen en de zondeval in het Paradijs van Eva en Adam (“Gelukkige schuld waaraan wij de Velosser danken”, klinkt het in de Paasjubelzang). Het bloedige Kruisoffer van Christus omvat alle bloedige offers onder de Wetten van Mozes. De werkdadigheid van die voorafgaande offers, door God bevolen aan Zijn Volk, vond zijn betekenis alleen in anticipatie op het unieke Offer van Christus aan het Kruis. Daarom staat in dit gebed super munera dat  de vele offers van het Oude Verbond tot voltooiing werd gebracht in het ene en volmaakte Offer van Christus aan het Kruis.
Er wordt wel gezegd dat Katholieken in de Heilige Mis steeds opnieuw de Kruisdood pogen te herhalen. Dat is een ernstige misvatting. De Heilige Mis is hetzelfde Offer, geen toevoeging. Dit Offer was uniek en daaraan kan niet worden toegevoegd. De H. Mis is de onbloedige hernieuwing, de tegenwoordigstelling (re-presentatie) van het Offer van Christus.
In het Heilig Misoffer offeren wij op onbloedige wijze het Offer terug aan de Vader, dat op bloedige wijze door  Christus aan het Kruis werd gebracht voor onze Verlossing. Christus is tegelijk het Offer en de Offerende (hogepriester). Hij geeft zichzelf aan de Vader op sacramentele wijze. De sacramentele werkelijkheid is even reëel  als de historische werkelijkheid. In de H. Mis worden de vruchten van het onherhaalbare Kruisoffer voor de degenen die daarbij aanwezigen en degenen voor wie de H. Mis wordt opgedragen, de levenden en de doden (misintenties). Het Kruisoffer van Christus vond plaats op een bepaald moment in de tijd. Herhaling is onmogelijk en daaraan kan en behoeft nies te worden toegevoegd. We hernieuwen het Offer op onbloedige en sacramentele wijze, zoals Christus ons dat bij het Laatste Avondmaal heeft opgedragen. De Heilige Mis is  — Een offer waarin het Kruisoffer wordt bestendigd; — Een gedachtenisviering van de dood en de verrijzenis van de Heer, die zei: ’Doet dit tot een gedachtenis aan Mij’ (Lukas 22:19); — Een heilig feestmaal waarin het Volk van God, door de nuttiging van het Lichaam en Bloed van de Heer, in de voordelen van het Paasoffer deelt, het Nieuwe Verbond hernieuwt dat God door het Bloed van Christus eens voor altijd met de mens heeft gesloten, en in geloof en hoop het eschatologische feestmaal in het koninkrijk van de Vader voorspelt en verwacht en de dood van de Heer verkondigt ’totdat Hij komt’” (Eucharisticum Mysterium, 25 mei 1967).
De H. Mis, het ware Offer van Christus, mag het allerbeste van ons vragen in alle opzichten. In de Latijnse tekst heeft de Kerk naar beste vermogen dit Offer verwoord en tot uitdrukking gebracht. Deze teksten zijn gewijd door millennialang gebruik in de liturgie. Vertalen is noodzakelijk voor wie het Latijn niet direct begrijpt. De vertaling van liturgische teksten dient van de hoogste kwaliteit te zijn. Iedere Rooms Katholiek die vertrouwd is met de teksten van de H. Mis zal als hij het Latijn maar vaak genoeg heeft gehoord on-middellijk dat wil zeggen zonder vertaling in en vanuit het Latijn direct begrijpen, wat er gebeurt. “Daarom geeft de Kerk zich alle zorg en moeite, dat de christengelovigen dit geheim van het geloof niet als buitenstaanders of als zwijgende toeschouwers bijwonen, maar dat zij het door de riten en gebeden goed leren begrijpen en daardoor bewust, godvruchtig en actief deelnemen aan de heilige handeling, dat zij door Gods woord onderwezen worden, zich voeden aan de tafel van 's Heren Lichaam en God dank brengen, dat zij het onbevlekt Offer opdragen niet alleen door de handen van de priester, maar ook tezamen met hem, en zo zich zelf leren offeren, dat zij eindelijk steeds meer door Christus de Middelaar uitgroeien tot een volmaakte eenheid met God en met elkaar, opdat tenslotte Gods alles in allen moge zijn”. (Apostolische Constitutie over de H. Liturgie Vaticanum II Sacrosanctum Concilium nr. 48). Dat wensen wij iedere lezer van ganser harte toe iedere keer als hij deel-neemt aan de Heilige Mis. Veel devotie!