Lectio altera
Incipit
Epístola sancti Ignátii Antiochéni epíscopi et mártyris ad Magnésios
(Inscriptio; nn. 1, 1 — 5, 2: Funk 1,
191-195)
Tweede lezing
Begin van de
Brief aan de Magnesiërs van de H. Ignatius van Antiochië, bisschop en
martelaar
(Inscriptio; nn. 1, 1 — 5, 2: Funk 1, 191-195)
Men moet niet alleen christen heten maar het ook zijn
Ignatius, die
ook Theophorus heet, aan haar, die gezegend is door de genade van God de Vader
in Christus Jezus, onze Verlosser, in Wie ik de Kerk groet in Magnesia aan de
Meander aan haar mijn beste wensen in God de Vader en in Jezus Christus.
Daar ik wist,
dat uw vrome liefde zo goed geordend is, besloot ik, vol vreugde in het geloof
in Jezus Christus, u te schrijven. Want gesierd met de zeer eervolle naam in de
boeien die ik nu draag, prijs ik de kerken, die ik de vereniging toewens met
het Vlees en de Geest van Jezus Christus, ons eeuwig leven, en de vereniging in
geloof en liefde, waar niets boven gaat, vooral de vereniging met Jezus en de
Vader. Want als we in Hem alle geweld van de vorst dezer wereld uithouden en
eraan ontkomen, zullen wij God winnen.
Want daar ik
waardig werd gekeurd u te zien in de persoon van uw God waardige bisschop Damas
en de geëerbiedigde priesters Bassus en Apollonius en mijn mededienaar, de
diaken Zotion, in wiens aanwezigheid ik mij graag altijd zou willen verheugen,
omdat hij gehoorzaam is aan zijn bisschop als aan Gods welwillendheid, en aan
de priesters als aan de Wet van Jezus Christus.
Maar het past u
niet de (jeugdige) leeftijd van uw bisschop te misbruiken; ge moet hem
integendeel alle eerbied bewijzen met het oog op de macht van God de Vader,
zoals ik ook vernomen heb dat uw heilig priestercollege geen misbruik maakt van
zijn blijkbaar jeugdige leeftijd, maar als deugdzame in God hem onderworpen
zijn, niet echter aan zijn persoon maar aan de Vader van Jezus Christus, ons
aller bisschop. Uit eerbied dan ook voor Hem, die ons bemint, moeten wij
gehoorzamen zijn hypocrisie; anders bedriegt men hierin niet deze zichtbare
bisschop, maar tracht men de Onzichtbare te bedriegen. Wat men in deze kwestie
doet, heeft geen betrekking op het menselijke, maar slaat op God, die het
onzichtbare kent.
Derhalve moet
men niet alleen christen heten, maar het ook zijn; zoals er ook zijn, die hun
bisschop wel zo noemen, maar alles buiten hem om doen. Zulke mensen schijnen
mij toe geen goed geweten te hebben, daar zij niet nauwgezet volgens de
voorschriften hun bijeenkomsten houden.
Daar nu alle
dingen een einde hebben en er twee mogelijkheden voor ons liggen, de dood en
het leven, en eenieder naar zijn eigen
plaats zal gaan, - want zoals er
twee muntstukken bestaan, het ene van God en het andere van de wereld, terwijl
elk van beide zijn eigen stempel draagt ingeslagen, zo ook dragen de
ongelovigen het stempel van deze wereld, maar de gelovigen in liefde het
stempel van God de Vader door Jezus Christus- en als we niet uit eigen
verkiezing door Hem willen sterven met het oog op zijn Lijden, dan is zijn
leven niet in ons.