Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek
in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)
Blijf in Uw goedheid Uw volk nabij
I n l e i d i n
g
“Hij is niet ver
van ieder van ons”, zo stelt de H. Paulus in de Handelingen van de
Apostelen 17, 27. Van onze zonden staat
God ver af, maar van de zondaars wendt Hij zich niet af; integendeel, Hij staat
als de barmhartige vader uit de parabel van de verloren zoon (Luc 15,11-32) op
de uitkijk om zijn berouwvolle zoon thuis te halen en zelfs op een feestmaal te
onthalen: “Er moet feest en vrolijkheid zijn, omdat die broer van je dood was
en levend is geworden, verloren was en is teruggevonden” (Ibid. 32).
In de
postcommunio van deze zondag gaat het ook om elkaar nabij te zijn in de liefde
of om van elkaar verwijderd te zijn wanneer deze liefde ontbreekt. Zij die God
beminnen, is Hij zeer nabij, op wie Hem niet beminnen wacht Hij.
De postcommunio
bidt dat God zijn volk nabij is. Ja, de oratie kan zo bidden omdat zij spreekt
van hen die God in zijn Mysterie heeft ingewijd (“imbuisti”) en met de Spijs van dit Mysterie heeft
verzadigd. Kan Hij ons meer nabij zijn dan op deze wijze?
“Wie mijn Vlees
eet en mijn Bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem” (Jo 6,56). “Uw Naam heb
Ik hun geopenbaard en Ik zal dit blijven doen, opdat de liefde waarmee Gij Mij
hebt liefgehad, in hen moge zijn en Ik in hen” (Jo 17,26).
Van de andere
kant: hoe kan een mens geloven dat zo iets groots reeds werkelijk in hem is?
Hij ziet immers zijn vele tekorten en zonden. Hij beseft de oude mens nog
steeds met zich mee te dragen, die steeds opnieuw de liefde kwetst. Wat blijft
hem daarom over dan te bidden dat God hem met zijn kracht in de nieuwe mens
verandert, door het Mysterie van de H. Eucharistie en door een leven van
liefde.
T e k s t
Missale
Romanum [MR] 1970
Populo tuo, quæsumus, Domine, adesto propitius,
et, quem mysteriis cælestibus imbuisti,
fac ad novitatem vitæ de vetustate transire.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie 1979
Heer, wij
vragen U: blijf in uw goedheid uw volk nabij.
Help ons
afstand te doen van het oude om een nieuw leven te leiden,
nu Gij ons
hebt ingewijd in uw heilige mysteries.
Werkvertaling
Sta/Wees uw volk, vragen wij U, Heer, in uw goedheid (na)
bij,
en, maak dat [dit volk], dat U hebt ondergedompeld in
de hemelse mysteries (door de Sacramenten),
van het oude naar het nieuwe leven overgaat.
L i t u r g i s
c h e a n t e c e d e n t e n
Ofschoon
elementen van deze oratie worden gevonden in het Sacramentarium Gelasianum Vetus,
eerste helft achtste eeuw, en in het Sacramentarium
Leonianum, tweede helft zesde eeuw, is de postcommunio van deze zondag een
nieuwe compositie voor MR 1970.
Dezelfde
postcommunio-tekst staat in het misformulier van de 5e zondag van Pasen. Zie
ook de uitleg en het commentaar aldaar.
T e x t u e l
e a n a l y s e
1. Populo tuo, quæsumus,
Domine, adesto propitius,
2a. et, 3. quem
mysteriis cælestibus imbuisti,
2b. fac ad
novitatem vitæ de vetustate transire.
De Postcommunio van deze zondag bestaat uit één enkele
doorlopende zin, opgebouwd uit twee halfzinnen - met de prædicaten adesto en
fac in de imperativusvorm - verbonden door het verbindingspartikel et; de
tweede halfzin bevat een relatieve bijzin in de indicativus perfecti activi.
Ad 1
Adesto, wees nabij/sta bij/help – prædicaat in de
imperativusvorm præsentis van adesse, adfui (compositum van esse), met
betekenissen 1. aanwezig zijn 2. verschijnen, bijstaan helpen, verhoren b.v.
adesto supplicationibus nostris, verhoor onze smeekbeden. Populo tuo, uw volk –
bijwoordelijke bepaling in twee congruerende dativusvormen (dativus commodi,
van voordeel), hier te lezen als ‘object’ van het prædicaat adesto: wees uw
volk nabij, help Uw volk, verhoor uw volk.
Domine, [o] Heer – anaklese in de vocativusvorm van
Dominus.
Quæsumus, wij smeken/bidden [U], tussenzin met een
enkel prædicaaat met de inmiddels bekende functie ter afzwakking van jegens God
gebruikte imperativus adesto of ter ondersteuning van het ritmische verloop van
de oratie.
Propitius, genadig, gunstig, genegen, met goedheid –
bijwoordelijke bepaling bij adesto. De uitdrukking doet denken aan de
aanroeping propitius esto, wees genadig, uit bijvoorbeeld de Litanie op
de Kruisdagen vóór Hemelvaartsdag.
Ad 2a-2b
Fac transire , doe, maak, laat overgaan – prædicaatsgroep
samengesteld uit de imperativusvorm van facere, feci, factum en de infinitivus
transire.
Het object bij deze prædicaatsgroep is eveneens het in
regel 1 genoemde ‘populus’. Zo kan de tweede halfzin ook gelezen worden als een
a.c.i. (accusativus cum infinitivo) constructie: Maak / bewerk dat uw volk
overgaat van…
De vetustate ad novitatem vitæ, - van het oude naar
het nieuwe leven, letterlijk: van de oude toestand van leven naar de nieuwheid
van leven – bijwoordelijke bepaling die zowel een scheiding, een afstand nemen
van (de vetustate vitæ) als een richting, (ad novitatem vitæ) aanduidt. De
ablativusvorm vetustate (geregeerd door het præpositum de) en de
accusativusvorm novitatem (geregeerd door het præpositum ad) hebben
beide de bijvoeglijke bepaling vitæ bij zich die de substantiva novitatem en
vetustate nader toelicht.
De positie van vitæ geeft dit ook duidelijk te
verstaan.
Ad 3
Relatieve bijzin met het pronomen quem (van qui, quæ,
quod) aan de kop, dat verwijst naar populo tuo in regel 1 als antecedent en dat
het object is van het prædicaat imbuisti in deze relatieve bijzin: dat Gij hebt
ingewijd, verzadigd. Prædicaat in de 2e persoon singularis van het
perfectum activi indicativi van imbuere, imbui, imbutus, 3. De indicativus is
hier gebruikt omdat de bijzin slechts een nadere bepaling of toelichting van
genoemd antecedent geeft.
Mysteriis
cælestibus, met/door/in, bijwoordelijke bepaling in twee congruerende
ablativusvormen pluralis (ablativus causæ/instrumentalis).
S t i j l f i g
u r e n
Regel 1 bevat
een aardige “p”- ‘alliteratie’, tweemaal dubbel “p”: populo aan de kop en
propitius aan het slot
Regel 2 heeft driemaal
de “m” medeklinker in: quem, mysteriis
en imbuisti.
Regel 3 de ‘alliteratie’ “v” in novitatem, vitæ en vetustate tenslotte
geeft een pittig en energiek effect.
Novitatem en
vetustate: klank-, rep. binnenrijm
Antithese
novitatem – vetustate
V o c a b u l a
r i u m
Imbuo, -ui, -utum
betekent: ”drenken, natmaken,
bevochtigen, indopen, onderdompelen, tinten, doortrekken” en vandaar
“(op)vullen, vervullen, verzadigen, kleuren, verven, bevlekken, besmetten,
doordrenken, doordringen, bezielen,” en met uitbreiding “inspireren, inblazen,
opwekken, aanzetten, vroeg een stempel drukken op, beïnvloeden, gewennen,
initiëren, instrueren, onderrichten, inwijden”.
Novitas, - atis, vr.
In het
volumineuze woordenboek Lewis & Short Dictionary vinden we dat novitas (gerelateerd aan het adiectivum novus,
a, um) naast “nieuwheid, het
nieuwe, vernieuwing, hernieuwing, verandering” ook “de conditie/status van een homo novus”, de
nieuwe mens, aanduidt. Paus Leo XIII zou zijn beroemde encycliek van 15 mei
1891 over de situatie van de arbeidersklasse, over een aantal principes van de
sociale leer van de Katholieke Kerk en tegen de alarmerende opkomst van
atheïstische theorieën in zijn dagen, beginnen met het de roemrijk gebeitelde
en welluidende woorden: “Rerum novarum
semel excitata cupidine,… “De eenmaal opgewekte omwentelingszucht, die zolang
reeds het politieke leven beroert, moest te eniger tijd wel van het
staatkundige naar het aangrenzende sociaal-economische terrein overslaan”.
Lewis &
Short geeft ook betekenissen als
“zeldzaamheid, vreemdheid, ongewoonheid, nieuwigheid, onbekendheid,
verrassing”: concepten die bij de oude Romeinen een negatieve connotatie
hadden. Er is echter niets negatiefs verbonden met christelijke novitas in de oratie van vandaag, integendeel.
In de Ritus van de Opname
in het Noviciaat in onze priorij ontvangt de candidate het habijt met de
woorden: “Induat te Deus novum hominem qui secundum Deum creatus
est in sanctitate et iustitia et veritate/ God beklede u met de nieuwe mens die
volgens God geschapen is in heiligheid, rechtvaardigheid en waarheid.
Het in het Nederlands reeds lang ingeburgerde begrip novum heeft vele betekenissen; denk ook
aan de begrippen innovatie, renovatie.
Vetustas, -atis , vr.,
gerelateerd aan vetus, -
eris, betekent 1. ouderdom, oudheid 2. oude of vroegere toestand en vandaar
vroegere of oude cultus / tijd, maar ook ‘de oude mens’. 3. lange duur.
In de sequens Lauda Sion
van het feest van Christus’Lichaam en Bloed spreekt Thomas van Aquino over de
H. Eucharistie: Vetustatem novitas, umbram fugat veritas: een
nieuwe cultus/eredienst verjaagt de oude, de waarheid doet de schaduw (de
voorafschaduwing, het symbool) verdwijnen.
Het Nederlandse woord
‘veteraan’ heeft zijn oude Latijnse betekenis behouden: beproefd krijgsman, beproefd
soldaat, uitgediende of oudgediende soldaat, maar ook man met veel ervaring in
de ambtenarij, in de sportwereld, of welk beroep dan ook.
In de Postcommunio van deze
zondag is er een scherp contrast tussen het oude en het nieuwe.
Transire, -vi, -itum, 4.
Intransitief,
onovergankelijk, betekent het: 1. door…heen gaan 2. overgaan 3. veranderen 4.
voorbij gaan, voorbijtrekken en transitief,
overgankelijk: 1. over iets gaan, overschrijden 2. klaar komen met 3.
overtreffen. In
het Nederlands kennen we het begrip transitie met breed betekenisscala. De
grondbetekenis is ‘overgang’.
Met het uitnodigende ‘Transeamus’ begint, zoals
bekend, het Latijnse kerstlied ‘Transeamus usque ad Bethlehem’ dat in
rooms-katholieke kerken tijdens de Nachtmis van Kerstmis wordt gezongen. Het
wordt de herders rondom Bethlehem in de mond gelegd (vgl. Luk 2,15) die
vooruitijlen naar Betlehem om te zien wat daar is gebeurd.
Lange tijd werden tekst en melodie toegeschreven aan
de Duitse domkapelmeester Joseph Schnabel (1767-1831), maar dit bleek
uiteindelijk alleen te gelden voor het instrumentale deel.
C o m m e n t a
a r
De Brief van de
H. Paulus aan de Romeinen levert materiaal voor de Postcommunio van deze
zondag. Daar lezen we immers: “U weet toch, dat het Doopsel, waardoor wij met
Christus Jezus in gemeenschap zijn getreden, ons heeft doen delen in zijn dood?
Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij , zoals
Christus, door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw
leven zouden leiden (Vulgaat: novitate vitae ambulemus). Zijn wij één met
Hem geworden door het beeld van zijn dood, dan moeten wij Hem ook volgen in
zijn opstanding, in de overtuiging dat onze oude mens (vetus homo) met Hem
gekruisigd is; daardoor is aan het bestaan in de zonde een einde gekomen, zodat
wij niet langer aan de zonde dienstbaar zijn” (Rom 6, 3-6).
Merk op dat de
begrippen transeo (“door … heen gaan, over iets gaan,
overtrekken”) in de oratie en ambulo (“wandelen,
een levenswandel leiden)” in de Brief aan de Romeinen beide een beweging
uitdrukkken. In dezelfde Brief schrijft Paulus: “Toen het vlees ons bestaan nog
bepaalde, worden onze daden beheerst door schuldige begeerten, die de Wet in
ons opwekte en die slechts winst afwierpen voor de dood. Maar nu zijn wij dood voor de Wet en
ontslagen van haar boeien, zodat wij niet langer onderworpen zijn aan een
verouderde wetten (in vetustate litterae) maar God dienen in het nieuwe
leven van de Geest (in novitate spiritus)” (Rom 7, 5-6).
Nog een andere bron voor de Postcommunio van deze
zondag vinden we in de Brief van de H. Paulus aan de Efesiërs. In hoofdstuk 4,21-24) schrijft hij: “Gij hebt van Christus gehoord en gij
zijt in Hem onderricht in de waarheid die in Christus verschenen is: dat gij de
oude mens (veterem hominem) van uw vroegere levenswandel, die te gronde gaat aan
zijn bedrieglijke begeerten, moet afleggen
en dat geheel uw denken zich moet vernieuwen. Bekleedt u met de nieuwe
mens (induite novum hominem), die naar Gods
beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid.
Het merkteken waarmee wij bij ons Doopsel zijn getekend, blijft in ons
bewaard, op aarde, in de hemel of in de hel. Het kan nooit worden verwijderd. Door
het uitgieten van het doopwater over ons hoofd of door de onderdompeling in de
naam van de Drieëne God zijn wij voor altijd andere mensen geworden. Ons
uitwendig gedrag en onze innerlijke gesteldheid moeten, als het goed is, een
weerspiegeling zijn van deze diepste realiteit.
Terwijl wij de
H. Communie ontvangen, acht de Heer het niet beneden zijn waardigheid dat
Hijzelf in de H. Hostie wordt ‘gedoopt’ in wat zou moeten zijn de reine en
zuivere kelk van ons aardse lichaam.
Wanneer de
Hostie in ons ‘is ondergedompeld’, wordt onze ziel als het ware getint door en
doortrokken van de genade die zij is: de Hostie (hostia) is geen symbool van Christus, maar is in zichzelf werkelijk
Christus. In de H. Communie komen wij in direct contact met Christus: wij mogen
ons laven aan de Bron van het Leven: Hij komt tot ons en verenigt zich met
ieder van ons.
Zijn Lichaam en
Bloed zijn ons gegeven opdat wij getransformeerd worden naar zijn beeld en
gelijkenis. Wij zelf moeten het Lichaam van Christus worden én zijn
bloedverwanten.
“Hij is zelf in
ons en wij in Hem. Zijn dynamiek doordringt ons en zal van ons uit op de
anderen en zelfs op heel de wereld overspringen, dat namelijk zijn liefde
werkelijk de bepalende maat voor de wereld wordt”.
(Uit de Preek
van paus Benedictus VI op de Wereldjongerendag in Keulen, 21.8.2005)
“God is niet ver
van ons, ergens in de uitgestrekte kosmos, waar niemand komen kan. Hij heeft
zijn tent bij ons opgeslagen: in Jezus is Hij een van de onzen geworden, met
lichaam en bloed, zoals wij. Dat is zijn tent. Bij zijn hemelvaart is Hij niet ver van ons weggegaan. Zijn tent,
Hij Zelf, met zijn Lichaam en Bloed als een van ons, blijft bij ons.
Het mysterie van Bethlehem
openbaart ons dat God een God-met-ons is, dicht bij ons, niet eenvoudigweg in
een ruimtelijke en tijdelijke zin; Hij is ons nabij omdat Hij – om zo te zeggen
- aan ons mens zijn is verknocht: Hij heeft onze kwalen op Zich genomen,
gekozen om volkomen aan ons gelijk te zijn, om ons gelijk aan Hem te maken. Aan
deze zekerheid ontspringt christelijke vreugde: God is nabij, Hij is met mij,
Hij is met ons, in vreugde en lijden, in gezondheid en ziekte, als Herder,
Vriend en Bruidegom. En deze vreugde blijft zelfs in beproevingen en in lijden;
zij blijft niet aan de oppervlakte, maar veeleer diep in de persoon die
zichzelf aan God geeft en zich aan Hem toevertrouwt.
Sommigen
vragen zich af: is deze vreugde vandaag nog steeds mogelijk? Het antwoord wordt
gegeven door het leven van mannen en vrouwen van elke leeftijd en sociale
status, die gelukkig zijn in het toewijden van hun leven aan anderen. Ja,
vreugde komt het hart binnen van hen die zichzelf ten dienste stellen van de
minsten en misdeelden. In hen die de liefde zo practiseren, vestigt God zijn
woonplaats en is de ziel in vreugde”.
(Uit een Overweging tijdens de
Vespers in de kathedraal van München, 10.9.2006 en uit de Angelustoespraak van
paus Benedictus XVI, 16.12.2007)
We
sluiten af met enkele preces uit het Getijdengebed van afgelopen week.
Nobis et omnibus,
quibus hodie occurremus, adesto,
gaudium largire et
pacem.
Wees ons en allen
die wij vandaag zullen ontmoeten, nabij,
Schenk ons en hen
rijkelijk vreugde en vrede.
(Uit de Preces van
maandag, week III, Lauden, Getijdengebed)
Adesto, Domine,
orphanis, viduis et omnibus derelictis,
ut propinquum te
sentiant tibique magis adhæreant.
Sta, Heer, de
wezen, weduwen en allen die aan hun lot zijn overgelaten, bij,
opdat zij U nabij
weten en zich sterker aan U hechten.
(Uit de Preces van
maandag, week III, Vespers, Getijdengebed)