maandag 20 juli 2020

Oratio post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Dominica decima sexta per annum Zestiende zondag door het jaar Blijf in Uw goedheid Uw volk nabij

Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)

Blijf in Uw goedheid Uw volk nabij

I n l e i d i n g
“Hij is niet ver van ieder van ons”, zo stelt de H. Paulus in de Handelingen van de Apostelen  17, 27. Van onze zonden staat God ver af, maar van de zondaars wendt Hij zich niet af; integendeel, Hij staat als de barmhartige vader uit de parabel van de verloren zoon (Luc 15,11-32) op de uitkijk om zijn berouwvolle zoon thuis te halen en zelfs op een feestmaal te onthalen: “Er moet feest en vrolijkheid zijn, omdat die broer van je dood was en levend is geworden, verloren was en is teruggevonden” (Ibid. 32).
In de postcommunio van deze zondag gaat het ook om elkaar nabij te zijn in de liefde of om van elkaar verwijderd te zijn wanneer deze liefde ontbreekt. Zij die God beminnen, is Hij zeer nabij, op wie Hem niet beminnen wacht Hij.
De postcommunio bidt dat God zijn volk nabij is. Ja, de oratie kan zo bidden omdat zij spreekt van hen die God in zijn Mysterie heeft ingewijd (“imbuisti”)  en met de Spijs van dit Mysterie heeft verzadigd. Kan Hij ons meer nabij zijn dan op deze wijze?
“Wie mijn Vlees eet en mijn Bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem” (Jo 6,56). “Uw Naam heb Ik hun geopenbaard en Ik zal dit blijven doen, opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad, in hen moge zijn en Ik in hen” (Jo 17,26).
Van de andere kant: hoe kan een mens geloven dat zo iets groots reeds werkelijk in hem is? Hij ziet immers zijn vele tekorten en zonden. Hij beseft de oude mens nog steeds met zich mee te dragen, die steeds opnieuw de liefde kwetst. Wat blijft hem daarom over dan te bidden dat God hem met zijn kracht in de nieuwe mens verandert, door het Mysterie van de H. Eucharistie en door een leven van liefde.

T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Populo tuo, quæsumus, Domine, adesto propitius,
et, quem mysteriis cælestibus imbuisti,
fac ad novitatem vitæ de vetustate transire.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Heer, wij vragen U: blijf in uw goedheid uw volk nabij.
Help ons afstand te doen van het oude om een nieuw leven te leiden,
nu Gij ons hebt ingewijd in uw heilige mysteries.

Werkvertaling
Sta/Wees uw volk, vragen wij U, Heer, in uw goedheid (na) bij,
en, maak dat [dit volk], dat U hebt ondergedompeld in de hemelse mysteries (door de Sacramenten),
van het oude naar het nieuwe leven overgaat.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
Ofschoon elementen van deze oratie worden gevonden in het Sacramentarium Gelasianum Vetus, eerste helft achtste eeuw, en in het Sacramentarium Leonianum, tweede helft zesde eeuw, is de postcommunio van deze zondag een nieuwe compositie voor MR 1970.
Dezelfde postcommunio-tekst staat in het misformulier van de 5e zondag van Pasen. Zie ook de uitleg en het commentaar aldaar.

T e x t u e l e  a n a l y s e
1. Populo tuo, quæsumus, Domine, adesto propitius,
2a. et, 3. quem mysteriis cælestibus imbuisti,
2b. fac ad novitatem vitæ de vetustate transire.

De Postcommunio van deze zondag bestaat uit één enkele doorlopende zin, opgebouwd uit twee halfzinnen - met de prædicaten adesto en fac in de imperativusvorm - verbonden door het verbindingspartikel et; de tweede halfzin bevat een relatieve bijzin in de indicativus perfecti activi.

Ad 1
Adesto, wees nabij/sta bij/help – prædicaat in de imperativusvorm præsentis van adesse, adfui (compositum van esse), met betekenissen 1. aanwezig zijn 2. verschijnen, bijstaan helpen, verhoren b.v. adesto supplicationibus nostris, verhoor onze smeekbeden. Populo tuo, uw volk – bijwoordelijke bepaling in twee congruerende dativusvormen (dativus commodi, van voordeel), hier te lezen als ‘object’ van het prædicaat adesto: wees uw volk nabij, help Uw volk, verhoor uw volk.
Domine, [o] Heer – anaklese in de vocativusvorm van Dominus.
Quæsumus, wij smeken/bidden [U], tussenzin met een enkel prædicaaat met de inmiddels bekende functie ter afzwakking van jegens God gebruikte imperativus adesto of ter ondersteuning van het ritmische verloop van de oratie.
Propitius, genadig, gunstig, genegen, met goedheid – bijwoordelijke bepaling bij adesto. De uitdrukking doet denken aan de aanroeping propitius esto, wees genadig, uit bijvoorbeeld de Litanie op de Kruisdagen vóór Hemelvaartsdag.  

Ad 2a-2b
Fac transire , doe, maak, laat overgaan – prædicaatsgroep samengesteld uit de imperativusvorm van facere, feci, factum en de infinitivus transire.
Het object bij deze prædicaatsgroep is eveneens het in regel 1 genoemde ‘populus’. Zo kan de tweede halfzin ook gelezen worden als een a.c.i. (accusativus cum infinitivo) constructie: Maak / bewerk dat uw volk overgaat van…
De vetustate ad novitatem vitæ, - van het oude naar het nieuwe leven, letterlijk: van de oude toestand van leven naar de nieuwheid van leven – bijwoordelijke bepaling die zowel een scheiding, een afstand nemen van (de vetustate vitæ) als een richting, (ad novitatem vitæ) aanduidt. De ablativusvorm vetustate (geregeerd door het præpositum de) en de accusativusvorm novitatem (geregeerd door het præpositum ad) hebben beide de bijvoeglijke bepaling vitæ bij zich die de substantiva novitatem en vetustate nader toelicht.
De positie van vitæ geeft dit ook duidelijk te verstaan.

Ad 3
Relatieve bijzin met het pronomen quem (van qui, quæ, quod) aan de kop, dat verwijst naar populo tuo in regel 1 als antecedent en dat het object is van het prædicaat imbuisti in deze relatieve bijzin: dat Gij hebt ingewijd, verzadigd. Prædicaat in de 2e persoon singularis van het perfectum activi indicativi van imbuere, imbui, imbutus, 3. De indicativus is hier gebruikt omdat de bijzin slechts een nadere bepaling of toelichting van genoemd antecedent geeft.
Mysteriis cælestibus, met/door/in, bijwoordelijke bepaling in twee congruerende ablativusvormen pluralis (ablativus causæ/instrumentalis).

S t i j l f i g u r e n
Regel 1 bevat een aardige “p”- ‘alliteratie’, tweemaal dubbel “p”: populo aan de kop en propitius aan het slot
Regel 2 heeft driemaal de “m” medeklinker in:  quem, mysteriis en imbuisti.
Regel 3 de ‘alliteratie’  “v” in novitatem, vitæ en vetustate tenslotte geeft een pittig en energiek effect.
Novitatem en vetustate: klank-, rep. binnenrijm
Antithese novitatem – vetustate

V o c a b u l a r i u m
Imbuo, -ui, -utum
betekent: ”drenken, natmaken, bevochtigen, indopen, onderdompelen, tinten, doortrekken” en vandaar “(op)vullen, vervullen, verzadigen, kleuren, verven, bevlekken, besmetten, doordrenken, doordringen, bezielen,” en met uitbreiding “inspireren, inblazen, opwekken, aanzetten, vroeg een stempel drukken op, beïnvloeden, gewennen, initiëren, instrueren, onderrichten, inwijden”.

Novitas, - atis, vr.
In het volumineuze woordenboek Lewis & Short Dictionary vinden we dat  novitas  (gerelateerd aan het adiectivum novus, a, um)  naast “nieuwheid, het nieuwe, vernieuwing, hernieuwing, verandering” ook  “de conditie/status van een homo novus”, de nieuwe mens, aanduidt. Paus Leo XIII zou zijn beroemde encycliek van 15 mei 1891 over de situatie van de arbeidersklasse, over een aantal principes van de sociale leer van de Katholieke Kerk en tegen de alarmerende opkomst van atheïstische theorieën in zijn dagen, beginnen met het de roemrijk gebeitelde en welluidende woorden:  “Rerum novarum semel excitata cupidine,… “De eenmaal opgewekte omwentelingszucht, die zolang reeds het politieke leven beroert, moest te eniger tijd wel van het staatkundige naar het aangrenzende sociaal-economische terrein overslaan”.
Lewis & Short geeft ook betekenissen als  “zeldzaamheid, vreemdheid, ongewoonheid, nieuwigheid, onbekendheid, verrassing”: concepten die bij de oude Romeinen een negatieve connotatie hadden. Er is echter niets negatiefs verbonden met christelijke novitas  in de oratie van vandaag, integendeel.  
In de Ritus van de Opname in het Noviciaat in onze priorij ontvangt de candidate het habijt met de woorden: “Induat te Deus novum hominem qui secundum Deum creatus est in sanctitate et iustitia et veritate/ God beklede u met de nieuwe mens die volgens God geschapen is in heiligheid, rechtvaardigheid en waarheid.
Het in het Nederlands reeds lang ingeburgerde begrip novum heeft vele betekenissen; denk ook aan de begrippen innovatie, renovatie.

Vetustas, -atis , vr.,
gerelateerd aan vetus, - eris, betekent 1. ouderdom, oudheid 2. oude of vroegere toestand en vandaar vroegere of oude cultus / tijd, maar ook ‘de oude mens’. 3. lange duur.
In de sequens Lauda Sion van het feest van Christus’Lichaam en Bloed spreekt Thomas van Aquino over de H. Eucharistie: Vetustatem novitas, umbram fugat veritas: een nieuwe cultus/eredienst verjaagt de oude, de waarheid doet de schaduw (de voorafschaduwing, het symbool) verdwijnen.
Het Nederlandse woord ‘veteraan’ heeft zijn oude Latijnse betekenis behouden: beproefd krijgsman, beproefd soldaat, uitgediende of oudgediende soldaat, maar ook man met veel ervaring in de ambtenarij, in de sportwereld, of welk beroep dan ook.
In de Postcommunio van deze zondag is er een scherp contrast tussen het oude en het nieuwe.

Transire, -vi, -itum, 4.
Intransitief, onovergankelijk, betekent het: 1. door…heen gaan 2. overgaan 3. veranderen 4. voorbij gaan, voorbijtrekken en transitief, overgankelijk: 1. over iets gaan, overschrijden 2. klaar komen met 3. overtreffen. In het Nederlands kennen we het begrip transitie met breed betekenisscala. De grondbetekenis is ‘overgang’.
Met het uitnodigende ‘Transeamus’ begint, zoals bekend, het Latijnse kerstlied ‘Transeamus usque ad Bethlehem’ dat in rooms-katholieke kerken tijdens de Nachtmis van Kerstmis wordt gezongen. Het wordt de herders rondom Bethlehem in de mond gelegd (vgl. Luk 2,15) die vooruitijlen naar Betlehem om te zien wat daar is gebeurd.
Lange tijd werden tekst en melodie toegeschreven aan de Duitse domkapelmeester Joseph Schnabel (1767-1831), maar dit bleek uiteindelijk alleen te gelden voor het instrumentale deel.

C o m m e n t a a r
De Brief van de H. Paulus aan de Romeinen levert materiaal voor de Postcommunio van deze zondag. Daar lezen we immers: “U weet toch, dat het Doopsel, waardoor wij met Christus Jezus in gemeenschap zijn getreden, ons heeft doen delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij , zoals Christus, door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden leiden (Vulgaat: novitate vitae ambulemus).  Zijn wij één met Hem geworden door het beeld van zijn dood, dan moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding, in de overtuiging dat onze oude mens (vetus homo) met Hem gekruisigd is; daardoor is aan het bestaan in de zonde een einde gekomen, zodat wij niet langer aan de zonde dienstbaar zijn” (Rom 6, 3-6).
Merk op dat de begrippen transeo (“door … heen gaan, over iets gaan, overtrekken”)  in de oratie en ambulo (“wandelen, een levenswandel leiden)” in de Brief aan de Romeinen beide een beweging uitdrukkken. In dezelfde Brief schrijft Paulus: “Toen het vlees ons bestaan nog bepaalde, worden onze daden beheerst door schuldige begeerten, die de Wet in ons opwekte en die slechts winst afwierpen voor de dood.  Maar nu zijn wij dood voor de Wet en ontslagen van haar boeien, zodat wij niet langer onderworpen zijn aan een verouderde wetten (in vetustate litterae) maar God dienen in het nieuwe leven van de Geest (in novitate spiritus)” (Rom 7, 5-6).
Nog een andere bron voor de Postcommunio van deze zondag vinden we in de Brief van de H. Paulus aan de Efesiërs. In hoofdstuk 4,21-24) schrijft hij: “Gij hebt van Christus gehoord en gij zijt in Hem onderricht in de waarheid die in Christus verschenen is: dat gij de oude mens (veterem hominem) van uw vroegere levenswandel, die te gronde gaat aan zijn bedrieglijke begeerten, moet afleggen  en dat geheel uw denken zich moet vernieuwen. Bekleedt u met de nieuwe mens (induite novum hominem), die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid.
Het merkteken waarmee wij bij ons Doopsel zijn getekend, blijft in ons bewaard, op aarde, in de hemel of in de hel. Het kan nooit worden verwijderd. Door het uitgieten van het doopwater over ons hoofd of door de onderdompeling in de naam van de Drieëne God zijn wij voor altijd andere mensen geworden.  Ons uitwendig gedrag en onze innerlijke gesteldheid moeten, als het goed is, een weerspiegeling zijn van deze diepste realiteit.
Terwijl wij de H. Communie ontvangen, acht de Heer het niet beneden zijn waardigheid dat Hijzelf in de H. Hostie wordt ‘gedoopt’ in wat zou moeten zijn de reine en zuivere kelk van ons aardse lichaam.
Wanneer de Hostie in ons ‘is ondergedompeld’, wordt onze ziel als het ware getint door en doortrokken van de genade die zij is: de Hostie (hostia) is geen symbool van Christus, maar is in zichzelf werkelijk Christus. In de H. Communie komen wij in direct contact met Christus: wij mogen ons laven aan de Bron van het Leven: Hij komt tot ons en verenigt zich met ieder van ons.
Zijn Lichaam en Bloed zijn ons gegeven opdat wij getransformeerd worden naar zijn beeld en gelijkenis. Wij zelf moeten het Lichaam van Christus worden én zijn bloedverwanten.

“Hij is zelf in ons en wij in Hem. Zijn dynamiek doordringt ons en zal van ons uit op de anderen en zelfs op heel de wereld overspringen, dat namelijk zijn liefde werkelijk de bepalende maat voor de wereld wordt”.
(Uit de Preek van paus Benedictus VI op de Wereldjongerendag in Keulen, 21.8.2005)

“God is niet ver van ons, ergens in de uitgestrekte kosmos, waar niemand komen kan. Hij heeft zijn tent bij ons opgeslagen: in Jezus is Hij een van de onzen geworden, met lichaam en bloed, zoals wij. Dat is zijn tent. Bij zijn hemelvaart  is Hij niet ver van ons weggegaan. Zijn tent, Hij Zelf, met zijn Lichaam en Bloed als een van ons, blijft bij ons.ij een van de onzen geworden,

Het mysterie van Bethlehem openbaart ons dat God een God-met-ons is, dicht bij ons, niet eenvoudigweg in een ruimtelijke en tijdelijke zin; Hij is ons nabij omdat Hij – om zo te zeggen - aan ons mens zijn is verknocht: Hij heeft onze kwalen op Zich genomen, gekozen om volkomen aan ons gelijk te zijn, om ons gelijk aan Hem te maken. Aan deze zekerheid ontspringt christelijke vreugde: God is nabij, Hij is met mij, Hij is met ons, in vreugde en lijden, in gezondheid en ziekte, als Herder, Vriend en Bruidegom. En deze vreugde blijft zelfs in beproevingen en in lijden; zij blijft niet aan de oppervlakte, maar veeleer diep in de persoon die zichzelf aan God geeft en zich aan Hem toevertrouwt.
Sommigen vragen zich af: is deze vreugde vandaag nog steeds mogelijk? Het antwoord wordt gegeven door het leven van mannen en vrouwen van elke leeftijd en sociale status, die gelukkig zijn in het toewijden van hun leven aan anderen. Ja, vreugde komt het hart binnen van hen die zichzelf ten dienste stellen van de minsten en misdeelden. In hen die de liefde zo practiseren, vestigt God zijn woonplaats en is de ziel in vreugde”.
(Uit een Overweging tijdens de Vespers in de kathedraal van München, 10.9.2006 en uit de Angelustoespraak van paus Benedictus XVI, 16.12.2007)
We sluiten af met enkele preces uit het Getijdengebed van afgelopen week.
Nobis et omnibus, quibus hodie occurremus, adesto,
gaudium largire et pacem.
Wees ons en allen die wij vandaag zullen ontmoeten, nabij,
Schenk ons en hen rijkelijk vreugde en vrede.
(Uit de Preces van maandag, week III, Lauden, Getijdengebed)

Adesto, Domine, orphanis, viduis et omnibus derelictis,
ut propinquum te sentiant tibique magis adhæreant.
Sta, Heer, de wezen, weduwen en allen die aan hun lot zijn overgelaten, bij,
opdat zij U nabij weten en zich sterker aan U hechten. 
(Uit de Preces van maandag, week III, Vespers, Getijdengebed)