Uit het boek van de heilige Ambrosius, bisschop van Milaan († 397), over de maagdelijkheid
Over de gratie van uw lichaam laat gij het licht van uw geest stralen.
Gij
behoort tot het volk, het christenvolk, meer nog: tot de maagden
behoort gij, die het licht van uw geest laat stralen over de gratie van
uw lichaam (zo gelijkt ge het meest op de kerk). Gij vertoeft ook ’s
nachts in uw binnenkamer. Ik zeg u: houd altijd Christus voor de geest,
verwacht te allen tijde zijn komst.
Zo heeft Christus u gewild,
toen Hij naar u verlangde; zo heeft Christus u gewild, toen zijn keuze
uitging naar u. Daarom komt Hij binnen, als uw deur openstaat. Hij kan
immers niet teleurstellen: Hij heeft beloofd binnen te gaan. Omhels dan
Hem die gij gezocht hebt; nader tot Hem en gij zult worden verlicht.
Houd Hem vast, vraag dat Hij niet spoedig weggaat, smeek Hem niet heen
te gaan. Want het woord van God gaat snel zijn weg; wie hoogmoedig is,
kan het niet vatten en wie onoplettend is, kan het niet vasthouden. Laat
uw ziel Hem tegemoet gaan, zodra Hij zich laat horen; volg Hem van
nabij, als gij zijn hemelse stem verneemt, want Hij gaat snel voorbij.
En wat zegt zij (de geliefde) tenslotte? ‘Ik zocht naar Hem en ik vond Hem niet. Ik riep en Hij gaf mij geen antwoord’ (Hoogl. 5, 6).
Gij hebt inderdaad geroepen, gesmeekt en de deur geopend, maar denk nu
niet dat ge Hem mishaagt, omdat Hij zo spoedig is heengegaan. Hij stelt
ons immers vaak op de proef. Wat zei Hij uiteindelijk in het evangelie
aan de menigten die Hem vroegen niet weg te gaan? ‘Ook aan andere
steden moet Ik het woord Gods verkondigen, want daarvoor ben Ik
gezonden’ (Lc. 4, 43). Maar ook als het u toeschijnt dat Hij is heengegaan, ga dan naar buiten en zoek Hem weer.
Wie anders dan de heilige
kerk behoort u te leren hoe gij Christus moet vasthouden? Ja, zij heeft
het u al geleerd, als gij begrijpt wat gij leest: ‘Nauwelijks ben ik hun
voorbij of ik vind mijn zielsbeminde terug; ik grijp Hem vast en laat
Hem niet los’ (Hoogl. 3, 4).
Waarmee kan men dan Christus
vasthouden? Niet met ketenen, waarmee onrecht gestraft wordt, niet met
koorden, waarmee men dingen vastmaakt. Maar Hij laat zich binden door
liefdesbanden, door de teugels van de geest, en Hij wordt vastgehouden
door de verknochtheid van het hart. Als ook gij Christus wilt
vasthouden, zoek Hem dan en wees niet bang voor pijn; vaak wordt
Christus eerder gevonden te midden van lichamelijk lijden of als ge in
handen valt van vervolgers.
‘Nauwelijks zo is gezegd was ik hun voorbij’ (Hoogl. 3, 4).
Want na een geringe tussentijd, na een kort ogenblik, als gij aan de
handen van de vervolgers ontkomen zijt zonder voor de machten van de
wereld te zijn bezweken, zal Christus u tegemoet komen en niet toelaten
dat ge nog langer beproefd wordt.
Wie zo Christus zoekt en Hem
vindt, kan zeggen: ‘Ik grijp Hem vast en laat Hem niet los voor ik Hem
binnengeleid heb in het huis van mijn moeder, in de kamer van haar die
mij het leven schonk’ (Hoogl. 3, 4). Wat is het huis van uw moeder en haar kamer anders dan uw eigen innerlijk, het verborgene van uw wezen?
Houd dit huis in stand,
reinig het binnenste van dit huis; dan kan het, als het een
onberispelijk huis is geworden, op de hoeksteen oprijzen als een
geestelijk huis, bestemd voor een heilige priesterschap. Dan kan de
heilige Geest erin wonen.
Wie zo Christus zoekt, wie zo
Christus smeekt, wordt niet door Hem verlaten, maar veeleer vaak door
Hem bezocht. Hij is immers met ons tot aan het einde van de wereld.