Hemelen, dauwt uit den hoge
Uit ‘Vanden
Tempel onser Sielen’ van de schrijfster van de Evangelische Peerle (16de eeuw)
In de
uitwendige tempel viert men de advent door met vurig verlangen uit te zien naar
de komst van de Heer. Maar in de tempel van de ziel is Hij altijd tegenwoordig
om met nieuwe beloften de goddelijke geboorte aan de ziel te verkondigen. Daar
is Hij in het verlangen, maar hier in het genieten. In de eerste is er een
hongerig en dorstig smachten, maar in deze wordt men vervuld en overstroomd van
weelde.
Men hoort de
stem van de vriend van de Bruidegom: het is nu het ogenblik om uit de slaap op
te staan. Werp af de werken van de duisternis, en doe aan de wapenrusting van
het licht. De nacht is voorbij, maar de dag zal aanbreken, opdat wij ons bij
klaarlichte dag behoorlijk gedragen. De nacht is onze onwetendheid. De dag is
Christus. Daarom zullen we de lauwheid afwerpen, en aandoen Christus onze Heer.
Hij is het ware licht dat alle mensen verlicht, en dat met het vuur van zijn
liefde het trage hart ontsteekt en naar zich toetrekt. Zo zullen ze de weelde
bezitten van de Heer van de machten, en wonen in nieuwheid van leven.
Nu is het een
tijd van vernieuwing. Daarom begint de ziel zich in te spannen, vol verlangen
naar de komst van haar Bruidegom. Maar Hij troost haar op velerlei wijzen door
zijn heiligen en zegt: Jeruzalem, vurige ziel, weldra komt uw heil. Waarom
wordt ge door droefheid verteerd? Ik zal u redden, Ik zal u verlossen. Vrees
niet, schrei niet. Zie, Hij komt in kracht en zijn arm zal heersen. De Heer
verlaat zijn heilige woonplaats en redt zijn volk van hun zonden. Jeruzalem,
sta op, klim naar boven en zie de blijdschap die tot u komt vanwege de Heer uw
God. De hemelen moeten juichen en het aardrijk zal zich verheugen. Gij, bergen,
zingt blij uw loflied. De dag van de Heer is nabij.
Mijn ziel, hoe
is het mogelijk dat ge u niet met groot verlangen hebt gekeerd naar Hem die u
zo dikwijls naar zich toetrekt en die u oproept om Hem geheel toe te behoren?
Daartoe zendt Hij u al zijn boden, hoewel ze gezonden waren om de lichamelijke
geboorte van Christus aan te kondigen. Hij is eens lichamelijk geboren met de
bedoeling altijd geestelijk in u geboren te worden.
Daarom wordt nu
tot elke ziel gezegd: uit liefde voor Sion zal Ik niet zwijgen, totdat uw
Redder ontstoken wordt als een lamp. Ge zult genoemd worden met een nieuwe
naam. Uw land zal niet langer ‘Verlatene’ heten maar de ‘Beminde’, want God de
Heer vond in u zijn behagen (vgl. Jes. 62, 4). Dan worden blinde ogen
ontsloten en de oren van de dove geopend. Dan danst de kreupele als een hert en
wordt de tong van de stomme losgemaakt. Zie, Ik zend mijn engel die voor uw
ogen de weg des Heren bereidt en die alle paden voor Hem recht maakt.
Deze engel is
het licht van de genade die voorafgaat om de weg van God in de ziel te reinigen
en te openen. Hij doet alles weg wat de komst van de grote Heer mishaagt en
brengt in de ziel alle goeds binnen dat past bij de komst van de beminnelijke
Heer. Want wat vermogen wij of wat hebben wij dat we niet van Hem ontvangen? O
Heer, scheur de hemel van mijn donker gemoed open en verlicht mijn zinnen en
vermogens. Gij, hemelen, dauwt uit den hoge.
O heerlijke
Drieëenheid die U verenigd hebt met mijn gemoed, zend de dauw van uw
barmhartigheid en maak mijn dorre hart vruchtbaar.
Mogen de wolken
de Gerechtige regenen. O Gij, stralende wolk van het goddelijk vaderhart,
doorstroom heel mijn binnenste met de vruchtbare regen van uw zaligheid. Kom, o
Heer van de machten, zend de stralen van uw licht en vernieuw deze aardse
woning. Gij zijt de Herschepper van de wereld; maak dan voor Uzelf een
geschikte woning in mij en verfraai uw tempel zoals het een koning past.