Liturgia Horarum / Getijdengebed:
Uit een preek van de heilige Quodvultdeus, bisschop
van Carthago († ca. 453)
Kinderen getuigen voor
Christus.
Een klein kind
is geboren, een grote Koning. Van verre komen de Wijzen om Hem te aanbidden die
wel in een kribbe ligt, maar heerst over hemel en aarde. Herodes, die van de
Wijzen verneemt dat een Koning geboren is, wordt ontsteld en wil Hem doden om
zelf de heerschappij niet te verliezen. Had hij echter in Hem geloofd, dan kon
hij hier veilig regeren, en ook in het andere leven regeren zonder einde.
Waarom vreest gij, Herodes, als gij hoort dat een
Koning geboren is? Hij komt niet om u naar de kroon te steken, maar om de
duivel te overwinnen. Maar dit begrijpt gij niet; gij wordt ontsteld en
ontsteekt in woede; en om die ene die gij zoekt te doden, vermoordt gij als een
wrede tiran zovele kinderen. Het verdriet van treurende moeders, de rouwstoet
van vaders die hun kinderen bewenen, het gejammer en geschrei van de kleine
kinderen kan u niet weerhouden. Omdat vrees uw gevoelens doodt, doodt gij het
lichaam van deze kleinen. Gij zoekt het Leven zelf te doden, en meent uzelf een
lang leven te verzekeren door dit te doen.
De bron van genade, zo klein en tegelijk zo groot, die
in een kribbe ligt, doet u beven op uw troon: zonder dat gij het weet,
volbrengt Hij door u zijn werk, en bevrijdt Hij de zielen van de heerschappij
van de duivel. De kinderen van de vijanden neemt Hij op onder het getal van de
kinderen Gods. De kleinen sterven voor Christus en weten het niet, de ouders
bewenen de stervende martelaren. God maakt de kinderen, die nog niet kunnen
spreken, geschikt om van Hem te getuigen.
Zie hoe Hij regeert, die gekomen is om te regeren: de
bevrijder brengt reeds de vrijheid, de Heiland reeds het heil. Maar gij,
Herodes, weet van dit alles niets af, gij zijt ontsteld en in woede ontstoken;
en in uw woede tegen dit kind zijt gij Hem gehoorzaam, maar gij weet het niet.
O grote gave der genade, welke verdiensten hadden deze
kleinen dat zij zo mochten overwinnen? Zij kunnen nog niet spreken, en leggen
reeds getuigenis af van Christus. Hun ledematen zijn nog te zwak om de strijd
aan te gaan, en reeds dragen zij de palm der overwinning.
Apok. 5, 14; 4, 10; 7, 11
Zij vielen in
aanbidding neer voor Hem die leeft in de eeuwen der eeuwen en zij legden hun
kronen neer voor de troon van de Heer, hun God.
Zij wierpen
zich neer voor de troon en aanbaden Hem die leeft in de eeuwen der eeuwen.
En zij legden
hun kronen neer voor de troon van de Heer, hun God.