donderdag 29 december 2016

Overweging in de Kerstnacht, 25 december 2016 Priorij Thabor

                                                               
Jesaja 9, 1-6
Titus 2, 11-14
Lucas 2, 1-13

De evangelist Lukas kenmerkt zijn evangelie als een verslag van gebeurtenissen die midden onder ons hebben plaats gevonden. Velen zijn hem voorgegaan als oog- en oorgetuigen van het begin af aan en als verkondigers van het Woord. Lukas treedt in hun voetspoor , hij zet alle feiten nog eens op een rij en legt zodoende naar ons toe een betrouwbaar getuigenis af aangaande het kind dat de naam Jezus draagt en dat heilig zal worden genoemd èn Zoon van God  (Lukas 1,1-4, 31 en 35). Tegenwoordig kun je  geen boodschap meer aan de man brengen, geen artikel meer kwijt als er geen verhaal achter zit; of het nu om de verkoop van  tandpasta gaat, een hypotheek of een politiek program. Met een Engelse uitdrukking heet dat in het huidige woordgebruik story telling. Wie anderen wil winnen voor een goede zaak, moet iets overbrengen van zijn eigen beleving, hij of zij moet duidelijk kunnen maken hoe hij er zelf in staat, om maar eens een mode-uitdrukking te gebruiken. Welnu, al lang voordat deze term in zwang kwam, had het uitverkoren volk van Israël dit stijlmiddel al uitgevonden als ik dat zo zeggen mag. De weg die God met hen was gegaan, brachten zij onder woorden in verhalenbundels, de verhalen van Abraham en Sara, die van Jozef en zijn broers, de verhalen van Mozes, Aaron en Mirjam,  en die van Saul, David en Jonatan.  Van generatie op generatie zijn ze doorgegeven en hebben ze een plaats gekregen in de heilige Schrift. Lukas staat geheel en al in deze traditie die hij als geschoold schrijver  onderwezen heeft gekregen; hij kent zijn bijbelse klassieken.
Aldus plaatst hij de geboorte van het kind in de grote ruimte van de oikoumene , dat wil zeggen de toenmaals bekende wereld, het rijk van keizer Augustus en diens heerschappij over de landen rond de Middellandse Zee. Als wereldheerser gaat hij een volkstelling houden om zijn grootheid en zijn machtspositie in getallen vast te leggen. Ja, meten is weten, en heersers gebruiken die wetenschap vaak alleen maar om belastingen op te leggen en herendiensten af te dwingen. Zou Lukas niet gedacht hebben aan die volkstelling waartoe Koning David duizend jaar eerder opdracht gaf om zijn militaire macht te meten (2 Samuel 24)? Terwijl in de Schrift tellen als vaststelling van kwaliteiten en kwantiteiten toch  alleen toekomt  aan de ene en ware God  – Zijn Naam zij geprezen! Zo zet Lukas de toenmaals bewoonde wereld neer als het geografische kader  waarin machthebbers en volken de figuranten zijn in Gods Heilsplan. Daarna verplaatst Lukas zijn aandacht specifiek naar een uithoek van Augustus’ rijk, naar het land der Joden dat in de H. Schrift de navel van de wereld wordt genoemd (Ezechiël 38,12) en dat wordt bestuurd door gouverneur Quirinius en door de zetbaas Herodes.  De voorgeschreven telling is de aanleiding tot een verplaatsing van het decor, van Galilea in het Noorden naar Judea in het zuiden, van het gehucht Nazareth naar het gehucht Betlehem. Daar vindt een gebeuren plaats waar keizer Augustus geen weet van heeft, terwijl het toch om zijn Schepper gaat. Daar in Betlehem komt het kind ter wereld dat Jezus heet , in de stad van David. Daardoor verkrijgt de Davidische afkomst die het kind al had door Jozef uit de stam van David, nog meer vorm . Een gedichtje luidt:
Hij komt niet uit de grote stad,

Hij wordt niet in de koningsburcht geboren,
Je zult zijn naam niet in paleizen horen.
Waar zie je hem?
In Betlehem,
Dat kleine gat
Waar David zat.
Hij komt niet uit de grote stad.                                          [Auteur Karel Deurloo].

Maria en Jozef worden beschreven als daklozen en ontheemden,  als ‘de armen van het land’, die trouw zijn aan de Wet van Mozes. Juist in Betlehem, de herderstad bij uitstek, krijgen zij bezoek van herders, randfiguren in de toenmalige samenleving. Zij komen zien wat zij van de engelen gehoord hebben : een kind in doeken gewikkeld en gelegd in een voerbak voor dieren. Hun ogen aanschouwen wat aan machtigen en verstandigen is onthouden: het mensgeworden Woord.  Door de engelen uit de hemel verkrijgt de geboorte van dit kind  ook een kosmische dimensie. Het rijk van God in de hemel verbindt zich met het rijk van keizer Augustus, als in een snijpunt waar aardse en hemelse lijnen samenkomen.  Zo is de volkstelling van machthebber keizer Augustus het instrument in Gods handen geworden om Jezus als de Salvator en als Christus Dominus bekend te maken, dat wil zeggen als Heiland en als Messias en Heer (vers 2,11). De herders mogen vandaag met eigen ogen zien wat ze van de engelen gehoord hebben. De voorzegging van de engelen zien zij vervuld nu zij Gods glorie mogen aanschouwen in het kind in de kribbe. God  – Zijn Naam zij geprezen – die in Psalm 80 wordt aangeroepen als Herder van Israël, die Jozef leidt als een kudde en die troont op de cherubs, heeft een menselijk gelaat gekregen, het gelaat van het kind Jezus, de pastor pastorum, de grote Herder bij uitstek (Hebreeën 13,20. Laten we God vragen dat onze oren niet dicht zitten maar nederig open staan zoals die van de herders om te geloven in het woord dat zich onder ons voltrokken heeft, en dat onze ogen niet verblind zijn door eigenwaan om in geloof te kunnen zien wat zij gezien hebben. Alleen dan kunnen wij ons bij hen voegen in de lofprijzing, in aansluiting bij het leger der engelen, en vormen wij op aarde en in de hemel één groot koor dat God lof toezingt.
Ik wil u het verhaal doorgeven dat mijn moeder in de kerstnacht aan ons kleine kinderen bij de kerststal vertelde, omdat het mijns inziens aan het verhaal van Lukas een dimensie geeft die ook in zijn evangelie aanwezig is.   “Buiten Betlehem , op een plek waar runderen en kleinvee nog wat te grazen hebben, zit Maria naast de voerbak met haar pasgeboren kind, nauwelijks beschut tegen de ijzige wind die over de hoogvlakte van het Judeese bergland waait. Ze heeft het koud en het kindje Jezus is niet stil te krijgen.  Ze vraagt aan Jozef: “Manlief, ga wat hout sprokkelen , dan kunnen we een vuur stoken om ons wat op te warmen.  Door liefde gedreven en uit zorg gaat Jozef op zoek naar wat takken en afvalhout. In zijn afwezigheid komt er plots een engel bij de kribbe staan, In zijn handen heeft hij de maanschijf en legt die aan de voeten van het Jezuskind. Maria kijkt toe hoe een blijde lach over het gezichtje van Jezus  trekt, maar zodra de engel is verdwenen, begint het toch weer te huilen. Kort daarna komt er een tweede engel aanzweven. Hij heeft aan het nachtelijk uitspansel de mooiste ster geplukt en legt ook die aan de voeten van Jezus neer. En weer is het kind blij en een tijdje stil, maar na het heengaan van de engel begint het opnieuw te huilen. Eindelijk komt Jozef terug, op zijn rug een grote bos takken torsend. Maar met hem komt er ook een engel mee, een derde engel, en die neemt uit de takkenbos twee twijgjes en legt die in de vorm van een kruis in de handjes van het kleine kind.  Nu beginnen zijn ogen te stralen en valt het na een poos rustig in slaap. De engel verdwijnt, maar  Maria en Jozef blijven in tranen achter”.
Een mooi verhaal dat het mysterie van lijden en kruis al een plaats geeft in de kribbe. Mijns inziens doet de evangelist Lukas hetzelfde maar op een heel subtiele wijze. Hoor hoe hij in een drieledige zinsnede beschrijft hoe Maria als jonge moeder handelt: ‘ze wikkelde hem in doeken, ze legde hem in een voederbak, want er was geen plaats voor hen in het nachtverblijf’.  Maar ruim 20 hoofdstukken later doet Jozef, ik bedoel Jozef van Arimatea, niet anders: ‘hij wikkelde hem in linnen doeken, hij legde hem in een rotsgraf, nog door niemand anders gebruikt’. De parallellie is opvallend, en het lijkt mij  duidelijk dat de evangelist ons wil zeggen dat het kind in de kribbe dezelfde is als de man in het graf. De glorie die de herders hebben mogen aanschouwen, het woord der engelen dat zij werkelijkheid hebben zien worden en dat Maria in haar hart bewaarde, is een glorie die door lijden en dood uitloopt op de heerlijkheid die hij voor alle tijden bezat bij zijn Vader in de hemel. Amen.

Dr. Alfons Jaakke, pr.