zondag 11 december 2016

Uit de Preken van de H. Augustinus, bisschop DE STEM IS JOHANNES, HET WOORD IS CHRISTUS

aug
Uit de Preken van de H. Augustinus, bisschop

DE STEM IS JOHANNES, HET WOORD IS CHRISTUS

Johannes was een stem, maar de Heer was in het begin het Woord. Johannes was een bepaalde tijd lang de stem, Christus was in den beginne het eeuwig Woord.
Neem het woord weg, wat is dan de stem? Waar geen verstand is, is slechts een ijdel lawaai. Een stem zonder woord kan wel het oor raken, maar niet het hart bemoedigen.

Laten wij nu het proces eens nagaan hoe ons hart wordt bemoedigd. Als ik erover nadenk wat ik zal zeggen, het woord is al in mijn hart; maar als ik er met u over wil spreken zoek ik te weten te komen in hoeverre in uw hart ook aanwezig is, wat reeds in het mijne leeft.
Zoekend nu hoe het woord dat reeds in mijn hart leeft, bij u zal overkomen en in uw hart zal blijven, gebruik ik mijn stem en met die stem spreek ik tot u; de klank van mijn stem brengt bij u het begrip van het woord over, en als de klank van mijn stem het begrip van het woord bij u heeft overgebracht, verdwijnt het geluid zelf, maar het woord, dat mijn stem bij u heeft overgebracht, leeft nu in uw hart en is toch niet uit het mijne verdwenen.

Als dan het woord tot u is overgebracht, schijnt het u dan niet toe, dat die klank zelf u zegt: Hij moet groter worden, maar ik kleiner? De klank van de stem geeft geluid als hulp en gaat heen als het ware zeggend: Deze mijn vreugde is volkomen. Laten wij het woord vasthouden en dat woord dat wij zo van harte in ons hebben opgenomen niet verliezen.

Wilt ge de stem zien die voorbijgaat en de Godheid van het woord die blijft? Waar is nu het doopsel van Johannes? Hij diende het toe en ging heen. Maar nu wordt het doopsel van Christus dikwijls herhaald. Allen geloven wij in Christus, wij vertrouwen ons heil te verkrijgen in Christus; dit verkondigde de stem.

Want omdat het moeilijk is het woord van de stem te onderscheiden, werd ook Johannes voor de Christus gehouden. De stem werd voor het woord gehouden; maar om het woord niet te kwetsen, maakte de stem zichzelf bekend. Ik ben de Christus niet, zei Hij, noch Elias een profeet. Er werd geantwoord: Wie zijt gij dan? Ik ben, antwoordde hij, de stem van een roepende in de woestijn: Bereidt de weg des Heren. De stem van een roepende in de woestijn, een stem die het stilzwijgen verbreekt. Bereidt de weg des Heren, alsof hij zeggen wilde: Ik roep zo, om Hem in de harten van de mensen binnen te leiden; maar Hij wil daar niet binnenkomen als gij zijn weg niet bereidt.

Wat wil bereidt zijn weg anders zeggen dan: Als gij Hem niet op passende wijze smeekt? Wat is  bereidt zijn weg anders dan: Als gij niet nederig zijt in uw gedachten? Neem van Johannes het voorbeeld over van zijn nederigheid. Men houdt hem voor de Christus, maar hij zegt, dat hij niet degene is voor wie hij gehouden wordt, en maakt geen gebruik van een dwaling van onkundigen tot zijn zelfverheffing.

Als hij gezegd zou hebben: Ik ben de Christus, hoe gemakkelijk zou hij dan geloof hebben gevonden, die al geloofd werd voor hij dit gezegd had? Hij zei de Christus niet te zijn, hij maakte zichzelf bekend, hij nam afstand van de mening der mensen, hij vernederde zich. Hij zag waar zijn heil te vinden was; Hij begreep dat hij een licht was voor de mensen en vreesde het uit te doven door de wind van de hoogmoed.

(Sermo 293, 3: PL 38, 1328-1329)