zondag 4 december 2016

John Henri Newman: Zuiverheid en liefde


(…) De twee Johannesen zijn de grote voorbeelden van het engelachtige leven. Van wie kunnen we ons zulk een majestueuze en gestrenge heiligheid voorstellen als van de heilige Doper? Hij was bevoorrecht met een genade die al dicht de gave van de allergezegendste Moeder Gods benaderde: zij zondeloos ontvangen, hij althans zondeloos geboren. Zij was de álzuivere, álheilige en totaal onzondige, terwijl Johannes aanvankelijk wel deelde in Adams vloek: hij lag onder Gods gram, beroofd van de door Adam ontvangen genade, die het leven is en de kracht van de menselijke natuur. Zodra echter Christus, zijn Heer en Verlosser, tot hem kwam bij de begroeting van zijn moeder Elisabeth door Maria, werd Gods genade hem onmiddellijk geschonken en de erfschuld uitgewist uit zijn ziel. Daarom vieren wij ook de geboorte van Johannes de Doper. (…)
Alleen drie geboortes herdenkt zij: die van onze Heer, die van zijn Moeder, en ten slotte die van de H. Johannes. Welk een bijzondere genade was dit, dierbaren: de Doper áfscheiden en ónderscheiden van alle profeten en predikers die ooit hebben geleefd, hoe heilig ook, behalve wellicht de profeet Jeremias! En zoals zijn begin was, zo was ook de loop van zijn verdere leven. Door de Geest werd hij naar de woestijn gestuurd, waar de simpelste leeftocht hem volstond en de ruwste kledij, waar hij leefde in grotten van wilde dieren, van de mensen weg, dertig jaar lang, levend in versterving en meditatie, tot hij geroepen werd om boete te prediken, om de Christus te verkondigen en Hem te dopen. En toen hij dit werk had verricht, zonder dat één zonde van hem werd vermeld, werd hij opzijgeschoven als een instrument dat niet meer dienen kon, en moest hij gaan kwijnen in de gevangenis, tot plotseling het zwaard van de beul hem sloeg. Heiligheid is de éne idee die ons bij hem treft van het begin tot het einde: dat wonder van de heiligheid bij deze man, die eerst een kluizenaar was van kindsbeen af, dan een prediker voor een gevallen volk, en dan een martelaar. Zulk een leven vervult zeker de verwachting die door Maria's groet over hem was gewekt vóór zijn geboorte.


Uit: Purity and Love, Discourse 4, 1849. In: John Henri Newman, priester van het Oratorium van de H. Philippus Neri [1849], Toespraken gericht tot een gemengd gehoor. Vert. Fr. Aurelius Pompen o.f.m., Paul Brand, Bussum, 1947, Toespraak XIV.