Uit de Navolging van Christus
De zuiverheid van geest en de eenvoudige bedoeling.
Op
twee vleugels wordt de mens van het aardse omhoog gedragen: eenvoud en
zuiverheid. Eenvoud moet er zijn in zijn bedoeling, zuiverheid in zijn
begeren. De eenvoud heeft God voor ogen, de zuiverheid vat en smaakt
Hem. Geen enkel goed werk zal u een hindernis zijn, wanneer gij
innerlijk maar vrij zijt van ongeregelde begeerte. Wanneer gij niets
anders voor ogen hebt en zoekt dan Gods welbehagen en het nut van uw
naaste, zult gij de innerlijke vrijheid genieten.
Als uw hart rechtgeaard was,
dan zou ieder schepsel een levensspiegel voor u zijn en een boek vol
heilige lering. Er is geen schepsel zo klein of min, of het brengt u
Gods goedheid voor ogen. Wanneer gij van binnen maar goed en zuiver
zoudt zijn, dan zoudt gij alle dingen onbelemmerd zien en goed verstaan.
Een zuiver hart dringt door de hemel en de hel.
Zoals ieder van binnen is, zo
oordeelt hij van buiten. Als er in de wereld vreugde bestaat, dan is
deze beslist het bezit van de mens die zuiver is van hart. En als ‘er
ergens ellende is en nood’ (Rom. 2, 9), dan weet het slechte geweten daar het meest van mee te spreken.
Zoals ijzer in het vuur zijn
roest kwijtraakt en volkomen wit gaat gloeien, zo wordt de mens die zich
algeheel tot God bekeert, ontdaan van zijn traagheid en verandert hij
in een nieuwe mens. Wanneer een mens lauw begint te worden, dan is hij
voor een klein beetje inspanning al beducht en aanvaardt hij met graagte
vertroosting van buiten. Maar wanneer hij zichzelf volkomen begint te
overwinnen en manmoedig Gods weg begint te gaan, dan telt hij die dingen
niet meer zozeer waardoor hij zich eerst bezwaard voelde.