Uit een preek van de heilige Bernardus, abt van Clairvaux († 1153)
Wij moeten de heilsmysteries overwegen.
‘Wat uit u geboren wordt, zal heilig genoemd worden, Zoon van God’ (Lc. 1, 35).
Bron van wijsheid, Woord van de Vader in den hoge! Dat Woord zal door
uw bemiddeling, heilige Maagd, mens worden, zodat Hij die zegt: ‘Ik ben
in de Vader en de Vader is in Mij’ (Joh. 14, 11), bovendien kan zeggen: van God ben Ik uitgegaan en gekomen.
‘In het begin - zo luidt het - was het Woord’ (Joh. 1, 1).
De bron borrelt al op, maar vloeit intussen nog in zichzelf terug.
Vervolgens: het Woord was bij God, want het woonde inderdaad in het
ontoegankelijke licht. Eveneens vanaf den beginne sprak de Heer: ‘Mijn
gedachten zijn gedachten van vrede en niet van onheil’ (Jer. 29, 11).
Maar uw denken, Heer, blijft binnen U besloten; wat Gij denkt, weten
wij niet. Want wie kende de gedachten van de Heer en wie was zijn
raadsman? Daarom daalde uw gedachte van vrede af en ging over tot het
werk van vrede: het Woord is vlees geworden en woont nu onder ons. Het
woont inderdaad krachtens het geloof in ons hart, het woont in onze
herinnering, het woont in ons denken, ja, het is zelfs afgedaald tot
onze verbeelding, ons voorstellingsvermogen. Want wat voor denkbeeld kon
de mens voordien maken van God, afgezien van de mogelijkheid in de
geest een afgodsbeeld te maken? Onvatbaar was God en ontoegankelijk,
onzichtbaar en geheel onvoorstelbaar. Voortaan echter wil Hij omvat
worden, gezien worden; Hij wil het voorwerp worden van ons
voorstellingsvermogen.
Gij vraagt: op welke wijze?
Zoals Hij neerlag in de kribbe, zoals Hij rustte op de schoot van de
Maagd, op de berg predikte, biddend de nacht doorbracht, zoals Hij aan
het kruis hing, met de doodskleur getekend, zoals Hij onbelemmerd was
onder de doden en in het dodenrijk heerste, zoals Hij op de derde dag
verrees en aan de apostelen de littekens van de nagelen toonde als
tekenen van zijn overwinning, zoals Hij tenslotte voor hun ogen opsteeg
naar de hemel, die voor ons verborgen is.
Inderdaad, welke van deze
gebeurtenissen wordt niet vroom, heilig en waarachtig overwogen? Telkens
als ik hieraan denk, denk ik aan God, want in dit alles is Hijzelf mijn
God. Dit overwegen noem ik wijsheid; de herinnering oproepen van de
geur die hieruit opstijgt, noem ik inzicht. Het is de geur van vele
bloeiende knoppen van de staf van Aäron, de zoete geur die Maria uit den
hoge heeft ontvangen en overvloedig over ons heeft laten neerdalen.