vrijdag 7 oktober 2016

Liturgia Horarum H. Bernardus - Wij moeten de heilsmysteries overwegen.

 
Uit een preek van de heilige Bernardus, abt van Clairvaux († 1153)
 
Wij moeten de heilsmysteries overwegen.
 
‘Wat uit u geboren wordt, zal heilig genoemd worden, Zoon van God’ (Lc. 1, 35). Bron van wijsheid, Woord van de Vader in den hoge! Dat Woord zal door uw bemiddeling, heilige Maagd, mens worden, zodat Hij die zegt: ‘Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij’ (Joh. 14, 11), bovendien kan zeggen: van God ben Ik uitgegaan en gekomen.
‘In het begin - zo luidt het - was het Woord’ (Joh. 1, 1). De bron borrelt al op, maar vloeit intussen nog in zichzelf terug. Vervolgens: het Woord was bij God, want het woonde inderdaad in het ontoegankelijke licht. Eveneens vanaf den beginne sprak de Heer: ‘Mijn gedachten zijn gedachten van vrede en niet van onheil’ (Jer. 29, 11). Maar uw denken, Heer, blijft binnen U besloten; wat Gij denkt, weten wij niet. Want wie kende de gedachten van de Heer en wie was zijn raadsman? Daarom daalde uw gedachte van vrede af en ging over tot het werk van vrede: het Woord is vlees geworden en woont nu onder ons. Het woont inderdaad krachtens het geloof in ons hart, het woont in onze herinnering, het woont in ons denken, ja, het is zelfs afgedaald tot onze verbeelding, ons voorstellingsvermogen. Want wat voor denkbeeld kon de mens voordien maken van God, afgezien van de mogelijkheid in de geest een afgodsbeeld te maken? Onvatbaar was God en ontoegankelijk, onzichtbaar en geheel onvoorstelbaar. Voortaan echter wil Hij omvat worden, gezien worden; Hij wil het voorwerp worden van ons voorstellingsvermogen.
Gij vraagt: op welke wijze? Zoals Hij neerlag in de kribbe, zoals Hij rustte op de schoot van de Maagd, op de berg predikte, biddend de nacht doorbracht, zoals Hij aan het kruis hing, met de doodskleur getekend, zoals Hij onbelemmerd was onder de doden en in het dodenrijk heerste, zoals Hij op de derde dag verrees en aan de apostelen de littekens van de nagelen toonde als tekenen van zijn overwinning, zoals Hij tenslotte voor hun ogen opsteeg naar de hemel, die voor ons verborgen is.
Inderdaad, welke van deze gebeurtenissen wordt niet vroom, heilig en waarachtig overwogen? Telkens als ik hieraan denk, denk ik aan God, want in dit alles is Hijzelf mijn God. Dit overwegen noem ik wijsheid; de herinnering oproepen van de geur die hieruit opstijgt, noem ik inzicht. Het is de geur van vele bloeiende knoppen van de staf van Aäron, de zoete geur die Maria uit den hoge heeft ontvangen en overvloedig over ons heeft laten neerdalen.