Kerk-zijn is ook het lijden dat de
Kerk onvermijdelijk tekent: meedragen.
Dat betekent trouw zijn aan de
boodschap van de Heer en aan zijn Lijden, Dood en Verrijzenis.
De eerste geloofsbelijdenis was:
“Hij is verrezen, de Heer leeft!”
Als wij die Verrijzenis bezingen in
de Paasnacht, klinkt in alle duisternis: “Lumen Christi!”
Als het Licht van Christus
doorbreekt zullen alle werken van het kwaad worden afgewezen.
In die kracht verrichtten de Apostelen
wonderen van genezing en herkende Maria Magdalena na enig aarzelen haar Heer.
Het verrijzenisleven is van een
heel andere orde, dan wij ons - soms met
al te menselijke beelden – voorstellen.
Geloven in de Verrijzenis en het
eeuwige leven vraagt dat wij het verbond van God, in al zijn rijkdom en diepte
trouw zijn en steeds opnieuw beleven.
Met ons Doopsel is het nieuwe leven
in Christus aangebroken.
In iedere Eucharistie wordt deze
realiteit verdiept en gevoed, door het woord van de Heer en door zijn aanwezigheid
in zijn Lichaam en Bloed.
Christus nodigt ons uit binnen te
treden in zijn Leven.
Vragen wij oprecht om vergeving
zodat we daartoe waardig zijn.