zaterdag 29 oktober 2016

Met Gods Genade


Onze rechtvaardiging komt voort uit Gods genade. De genade is een gunst, een belangeloze hulp die God ons biedt om zijn oproep te beantwoorden: kinderen van God te worden, aangenomen zonen,
deelhebbers aan de goddelijke natuur en aan het eeuwig leven.

De genade is een deelname aan het leven van God en leidt ons binnen in de innigheid van het trinitair leven: door het Doopsel heeft de Christen deel aan de genade van Christus, hoofd van zijn lichaam. Als "aangenomen zoon" kan hij God voortaan "Vader" noemen in de eenheid met de enige Zoon. Hij ontvangt het leven van de Geest die hem de liefde ingeeft en de Kerk opbouwt.

 
Deze roeping tot het eeuwig leven is bovennatuurlijk. Ze hangt helemaal af van het vrij geschonken initiatief van God, want alleen Hij kan zich openbaren en zichzelf schenken. De roeping tot het eeuwig leven gaat de vermogens van het verstand en de krachten van de wil van een mens te boven evenals die van elk schepsel.

De genade van Christus is de vrije gave die God ons van zijn eigen leven geeft. Door de heilige Geest stort Hij deze gave in onze ziel uit om haar van de zonde te genezen en haar te heiligen: dat is de heiligmakende of vergoddelijkende genade, ontvangen in het Doopsel. Ze is in ons de bron voor de verdere heiliging:
Zo is dus wie in Christus is, een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen. En dit alles komt van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend (2 Kor. 5, 17-18).
...
 Omdat de genade van bovennatuurlijke aard is, valt ze buiten onze ervaring en kan ze slechts gekend worden door het geloof. Wij mogen dus niet steunen op onze gevoelens of onze handelingen om daaruit af te leiden dat we gerechtvaardigd en gered zijn.

Het woord van de Heer luidt evenwel: "Aan hun vruchten zal men ze kennen" (Mt. 7, 20). Daarom biedt de overweging van Gods weldaden in ons leven en in het leven van de heiligen ons de waarborg dat Gods genade in ons werkzaam is en ons zo oproept tot een steeds groter geloof en tot een houding van vertrouwvolle armoede. Een zeer mooi beeld van deze houding is te vinden in het antwoord dat de heilige Jeanne d'Arc gaf op een strikvraag van haar kerkelijke rechters: "Op de vraag of ze soms weet of ze in Gods genade is, antwoordt zij: 'Als ik er niet in ben, moge God mij erin brengen; als ik er wel in ben, moge Hij mij erin bewaren'."

zie en met dank rkdocumenten