Uit het commentaar van de heilige Cyrillus, bisschop van Alexandrië († 444), op het evangelie van Johannes
Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.
Onze
Heer Jezus Christus stelde leiders en leraren aan voor de hele bewoonde
wereld, beheerders van zijn goddelijke geheimen. Hij droeg hen op als
lampen te schijnen en te stralen. Zij moesten niet alleen een licht zijn
voor het joodse land, maar veeleer voor alles wat ligt onder de zon en
voor de mensen die overal verspreid hun woonplaats hebben. Terecht zegt
Paulus dat niemand zich die waardigheid kan aanmatigen, maar alleen hij
die geroepen wordt door God (vgl. Heb. 5, 4). Want tot deze roemrijke zending koos onze Heer Jezus Christus vóór alle anderen zijn eigen leerlingen.
Als pijlers en als een grondslag van de waarheid (vgl. 1 Tim. 3, 15) stonden de apostelen. De Heer zond hen, zegt Hij, zoals de Vader Hem gezonden heeft (vgl. Joh. 20, 21).
Daarmee wijst Hij op de waardigheid van de zending en de
onvergelijkelijke eer van de hun verleende volmacht. Zo te zien geeft
Hij daarbij ook een aanwijzing voor de taakvervulling door de apostelen.
Want Hij meende zijn eigen leerlingen zo te moeten zenden als de Vader
Hem gezonden had. Maar was het dan niet nodig dat zij die Hem hierin
moesten navolgen, inzagen met welke opdracht de Vader zijn Zoon had
gezonden?
Daarom heeft de Heer ons op
verschillende manieren de aard van zijn zending duidelijk gemaakt. Zo
zegt Hij: ‘Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen maar om zondaars te
roepen, opdat zij zich bekeren’ (Lc. 5, 32). En verder: ‘Ik ben uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft’ (Joh. 6, 38).
En ook: ‘God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld
te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered’ (Joh. 3, 17).
Met slechts enkele woorden
omschrijft Hij de bedoeling van het apostolaat als Hij zegt dat Hij hen
zendt zoals de Vader Hem gezonden heeft. Daardoor weten de leerlingen
dat het hun taak is zondaars tot inkeer te roepen, zieken naar lichaam
of geest te genezen, in de uitoefening van hun opdracht zeker niet hun
eigenbelang te zoeken, maar de wil te volbrengen van Hem die hen
gezonden heeft, en naar vermogen bij te dragen tot de redding van de
wereld.
Wij zullen bemerken dat de
leerlingen in dit alles door hun ijver hebben uitgeblonken - en het is
niet moeilijk om tot deze overtuiging te komen - als men de Handelingen
van de Apostelen en de brieven van Paulus leest.