Getijdengebed
vandaag:
H. Gregorius van Nyssa,
bisschop
God zien is
het eeuwige leven
Wat
waarschijnlijk hun overkomt, die vanaf een hoge bergtop op een uitgestrekte
zeevlakte neerzien, dat overkwam mijn geest, toen deze vanuit de hoogverheven uitspraak
van de Heer, als vanaf een bergtop, neerkeek op de onverklaarbare diepte, van
zijn inzichten.
Op veel
kustplaatsen kan men een berg zien bij die plaats, waar men uitzicht heeft op
de zee, met een heel steile en naar beneden lopende bergwand, alsof hij door
midden gehouwen was, terwijl op het bovenste gedeelte een uitspringende punt
boven de afgrond hangt. En wat nu hem wel zal overkomen, die vanaf zo’n hoge en
grote uitkijkplaats naar de zee in de diepte kijkt, dat bevangt mijn ziel nu
als in een duizeling, beklemd bij dit machtige woord van God: Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen
God zien.
Het
zien van God wordt hier beloofd aan degenen, die een gezuiverd hart bezitten. Niemand heeft ooit God gezien, zoals de
grote Johannes zegt; die gedachte wordt zelfs nog bevestigd door Paulus met
zijn sublieme geest, waar hij zegt: Die
nooit door een mens is gezien noch gezien kan worden.
Dat is
die gladde, afgeschuurde en steile rots, die geen houvast of steunpunt biedt
aan ons denken: die eveneens door Mozes in zijn uitspraken als ontoegankelijk
is verklaard, zoals onze geest die rots nergens kan naderen, wat onze geest ook
probeert om er vat op te krijgen. Daar deze is afgeschuurd zal hij zich kunnen
troosten door middel van deze uitspraak: Niemand
zal de Heer zien en in leven blijven.
God
zien nu is het eeuwige leven. Maar dat God hier niet gezien kan worden bevestigen
ons de zuilen van het geloof, Johannes en Paulus en Mozes. Ziet ge niet de
kolk, waarmee zijn geest tegelijk naar de diepte getrokken wordt, naar de
diepte van die zaken, die in deze redevoering overwogen worden? Als God het
leven is, zal hij het leven niet zien, als hij God niet ziet. En dat God niet
gezien kan worden getuigen, door Gods Geest geleid, zowel de profeten als de
Apostelen. Tot welke geringe omvang wordt de hoop van de mensen teruggebracht?
Maar de
Heer komt de wankele hoop te hulp en ondersteunt deze. Zoals Hij bij Petrus
deed, die dreigde te verdrinken, maar die Hij weer met vaste voet op het water
deed staan.
Als het
Woord ook naar ons zijn helpende hand heeft uitgestoken en ons, die geen vaste
grond onder de voeten hebben, bij deze diepe beschouwingen vastigheid gegeven
heeft door de eerste uitspraak, dan zijn wij buiten vrees en omhelzen het
Woord, dat ons als het ware vast bij de hand leidt. Want het Woord zegt: Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen
God zien.
(Orat. 6 De beatitudinibus: PG 44,
1263-1266)