donderdag 25 juni 2015

H. Gregorius van Nyssa - "God zien is het eeuwige leven"

Getijdengebed vandaag:

H. Gregorius van Nyssa, bisschop

God zien is het eeuwige leven

Wat waarschijnlijk hun overkomt, die vanaf een hoge bergtop op een uitgestrekte zeevlakte neerzien, dat overkwam mijn geest, toen deze vanuit de hoogverheven uitspraak van de Heer, als vanaf een bergtop, neerkeek op de onverklaarbare diepte, van zijn inzichten.

Op veel kustplaatsen kan men een berg zien bij die plaats, waar men uitzicht heeft op de zee, met een heel steile en naar beneden lopende bergwand, alsof hij door midden gehouwen was, terwijl op het bovenste gedeelte een uitspringende punt boven de afgrond hangt. En wat nu hem wel zal overkomen, die vanaf zo’n hoge en grote uitkijkplaats naar de zee in de diepte kijkt, dat bevangt mijn ziel nu als in een duizeling, beklemd bij dit machtige woord van God: Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien.

Het zien van God wordt hier beloofd aan degenen, die een gezuiverd hart bezitten. Niemand heeft ooit God gezien, zoals de grote Johannes zegt; die gedachte wordt zelfs nog bevestigd door Paulus met zijn sublieme geest, waar hij zegt: Die nooit door een mens is gezien noch gezien kan worden.
Dat is die gladde, afgeschuurde en steile rots, die geen houvast of steunpunt biedt aan ons denken: die eveneens door Mozes in zijn uitspraken als ontoegankelijk is verklaard, zoals onze geest die rots nergens kan naderen, wat onze geest ook probeert om er vat op te krijgen. Daar deze is afgeschuurd zal hij zich kunnen troosten door middel van deze uitspraak: Niemand zal de Heer zien en in leven blijven.

God zien nu is het eeuwige leven. Maar dat God hier niet gezien kan worden bevestigen ons de zuilen van het geloof, Johannes en Paulus en Mozes. Ziet ge niet de kolk, waarmee zijn geest tegelijk naar de diepte getrokken wordt, naar de diepte van die zaken, die in deze redevoering overwogen worden? Als God het leven is, zal hij het leven niet zien, als hij God niet ziet. En dat God niet gezien kan worden getuigen, door Gods Geest geleid, zowel de profeten als de Apostelen. Tot welke geringe omvang wordt de hoop van de mensen teruggebracht?

Maar de Heer komt de wankele hoop te hulp en ondersteunt deze. Zoals Hij bij Petrus deed, die dreigde te verdrinken, maar die Hij weer met vaste voet op het water deed staan.

Als het Woord ook naar ons zijn helpende hand heeft uitgestoken en ons, die geen vaste grond onder de voeten hebben, bij deze diepe beschouwingen vastigheid gegeven heeft door de eerste uitspraak, dan zijn wij buiten vrees en omhelzen het Woord, dat ons als het ware vast bij de hand leidt. Want het Woord zegt: Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien.


(Orat. 6 De beatitudinibus: PG 44, 1263-1266)