zaterdag 20 juni 2015

Collectegebed 12e zondag door het jaar (1) "Geef ons blijvende eerbied en liefde voor uw Naam"

Collectegebed 12e zondag door het jaar (1)
"Geef ons blijvende eerbied en liefde voor uw Naam"

Missale Romanum – 1970
Sancti nominis tui, Domine, timorem pariter et amorem fac nos habere perpetuum,
quia numquam tua gubernatione destituis,
quos in soliditate tuae dilectionis instituis.
Altaarmissaal – 1979
Heer, geef ons blijvende eerbied en liefde voor uw Naam,
want nooit onttrekt Gij uw leiding aan hen,
die Gij in uw liefde hebt gegrondvest.

Meer letterlijke vertaling
Geef, Heer, dat wij uw heilige Naam altijd vrezen en tegelijk beminnen,
want nooit verwijdert Gij van uw leiding hen,
die Gij in uw bestendige liefde hebt geworteld.

Li t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
Het collectegebed is afkomstig uit het “Gelasianum Vetus” (Vat. Reg. Lat. 316, f. 586), een Sacramentarium uit de 1e helft van de 8e eeuw, en was bestemd voor de zondag na Hemelvaart. In de preconciliaire editie van het Missale Romanum stond deze oratie vermeld op de 2e zondag na Pinksteren (p. 1033) en werd ook gebeden na de Litanie van de H.Naam van Jezus.  
Het is een prachtig gebed, ook om te zingen: sterk, zorgvuldig uitgebalanceerd en typisch Romeins.

S t i j l v o r m e n  e n  w o o r d e n l i j s t
In de eerste regel van de oratie is sprake van klank- en binnenrijm: “timórem … et amórem” op in de fraai gecomponeerde redengevende slotzin, ingeleid met “quia” is eveneens sprake van klank- en binnenrijm: “…destítuis…. instítuis”. Fraai is ook het evenwicht in de oratie en het contrast in betekenis op tussen genoemde begrippenparen.

In institutio klinkt “instellen”, “plaatsen in/op”, “vestigen”, “inrichten”, “onderrichten”, “maken”, “fabriceren” in  de zin van hoe God ons heeft gemaakt en daardoor ons op Zich neemt. Aan Hem is het voor ons te zorgen en ons te leiden. God plaatst ons in zijn nabijheid, onder zijn waakzaam oog, zodat wij niet van de weg geraken. Het werkwoord destituo betekent in wezen “neerzetten”, voorts “aan de kant zetten”, “wegzetten”, “van zich verwijderen” en afgeleid “verlaten”, “loslaten”, “alleen laten”, “geen interesse meer hebben”.

Is er verschil tussen “Amor” en “dilectio” in dit collectegebed?
In een passage over de liefde in De stad van God (XIV,7;  vert. G.Wijdeveld, 1983) toont Sint Augustinus dat hem het onderscheid tussen “eros” en “agapè” bekend is, maar dat hij deze begrippen zelf toch niet strikt van elkaar wil scheiden. Hij zegt dat de gangbare Latijnse naam voor liefde “caritas” is, maar merkt dan op: ‘Ook de benaming “amor” komt in dezelfde heilige boeken voor.’ Als voorbeeld geeft hij de tekst waarin de Heer aan Petrus vraagt: ‘Heb je mij lief?’ (Jo 21,15 e.v.). Daar worden in vraag en antwoord “diligere” en “amare”, die beide ‘liefhebben’ betekenen, door elkaar gebruikt. Augustinus vervolgt dan: ‘Ik meende hierop te moeten wijzen omdat er nog wel eens verondersteld wordt, dat er een verschil bestaat tussen dilectio en caritas enerzijds als aanduiding van liefde, en amor anderzijds. Dilectio, zegt men dan, dient in gunstige zin verstaan te worden, amor in ongunstige zin. Het staat echter vast dat ook de grote schrijvers van de wereldse literatuur die woorden niet op die manier gebruikt hebben. ‘En dan voegt hij er beslissend aan toe ‘ik moest echter laten zien dat de Schriften van onze godsdienst, wier gezag wij boven andere geschriften stellen, geen verschil maken tussen “amor” enerzijds en “dilectio” of “caritas” anderzijds’. Volgens Augustinus wordt ook “amor” in gunstige zin gebruikt in dezelfde betekenis als “dilectio” en “caritas”.(1)

 “Timor” betekent “vrees, schrik, bezorgdheid, angst”, en in positieve zin “ontzag, eerbied, verering”. Bijna onmiddellijk herinnert men zich de vele citaten uit de H. Schrift zoals in Psalm 110 “Confitebor tibi, in toto corde meo” met het vers: “Sanctum et terribile nomen eius * initium sapientiæ timor Domini”- De vreze des Heren is het begin van de wijsheid! Of in het eerste hoofdstuk van het Boek Jezus Sirach met overwegingen over de timor Domini – de vrees voor de Heer.

In de H.Schrift komen woordvormen voor “vrees” veelvuldig voor. Het gaat dan over een gezonde, liefdevolle vrees. De volgende passage uit het Boek van de Openbaring kan ons bijvoorbeeld over deze “timor” onderrichten: “Toen zag ik de hemel open, en zie, een wit paard, en zijn Berijder heet “Getrouw en Waarachtig”, en Hij oordeelt en voert oorlog met gerechtigheid. Zijn ogen zijn vlammend vuur; op zijn hoofd draagt Hij vele diademen, daarop een naam gegrift die niemand kent dan Hij alleen. Hij is gehuld in een mantel gedoopt in bloed. En zijn naam luidt: “Het Woord Gods” (Openb 19,11-12). Maar in het Boek Maleachi lezen we, waar wordt gesproken over de Naam van God: “Maar voor u, die mijn Naam vreest, gaat dan de zon van gerechtigheid op, die met haar vleugels genezing brengt. Dan zult ge dansend naar buiten komen, als kalveren die op stal hebben gestaan” (3,20).
Gods Heilige Naam is heilig. Zij die “God vrezen” hoeven geen schrik voor de Heer te hebben, maar het spreken over en het horen noemen van zijn Heilige Naam zal hen verwarmen met zijn Liefde.

De Naam van God, domineert de eerste zin van het collectegebed, ook gezien de positie (aanhef). In bijbelse en liturgische zin verwijst een naam naar het wezen van degene die de naam draagt. De Goddelijke Naam deed Mozes zijn schoenen uitdoen. Mozes vernam Gods Naam om aan de Joden die in gevangenschap waren mee te delen dat Degene die Zichzelf Is – “IK BEN” – hen zou bevrijden (verg. Exodus 2). Ooit zieltogend en verlaten (destituti) waren zij nu aangesteld als Zijn Volk. Zo heilig was de schrikwekkende Naam van God voor de Joden dat zij de vier Hebreeuwse letters, die in de Schrift werden gebruikt om de Naam aan te geven, niet uitspraken en vervingen door “Adonai”, “ Heer”.
Wat zegt de Heer zelf over zijn eigen Naam? In Jo 16,23 openbaart Jezus - Hebreeuws/Armeens Yeshua van Yehoshua, “Jahwe redt” - zijn eenheid met de Vader en de kracht van zijn Naam met de woorden: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg: Wat ge de Vader ook zult vragen, Hij zal het u geven in mijn Naam”. In Markus 9,38-39 is er een gesprek tussen de geliefde leerling en de Heer: “Johannes  zei Hem: “Meester, we hebben iemand die ons niet volgt, in uw Naam duivels zien uitdrijven, en we hebben getracht het hem te beletten”. “Maar Jezus zei: Belet het hem niet, want iemand die een wonder doet in mijn Naam, zal niet zo grif ongunstig over Mij spreken”. Het Evangelie van Johannes zegt dat: “deze [tekens] zijn opgetekend, opdat jullie mogen geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat jullie door te geloven leven mogen bezitten in zijn Naam” (20,31). Zijn Naam – zijn Persoon – is onze weg naar het eeuwige leven. Tekenen en wonderen zijn verbonden met Jezus’ Heilige Naam. De apostelen en leerlingen bewerkten vele wonderen door de Naam van  Jezus (vgl. Hand 2,38; 3,6; 3,16; 4,7-10; 4,29-31; 19,13-17). De apostel Paulus schreef aan zijn kudde over de Naam van Jezus. Zijn onderricht openbaart een fundamenteel aspect van God over de wijze waarop met zijn Naam moet worden omgegaan.
God maakt duidelijk in het Derde van de Tien Geboden wat we mogen zeggen (Exodus  20,7: “Gij zult de Naam van de HEER uw God niet lichtvaardig gebruiken; want de HEER laat degenen die zijn Naam lichtvaardig gebruiken niet ongestraft”.
Sint Paulus schreef: “Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de Naam gegeven die is boven alle naam, opdat in de Naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hemelingen, aardbewoners en hellegeesten, en alle tong belijden tot eer van God, de Vader: Jezus Christus is de Heer” (Filippenzen 2, 9-11).
De Naam van God, van God de Vader, God de Zoon Jezus Christus en God de Heilige Geest, verdient onze vrees en onze liefde. Heden ten dage willen velen alleen de liefde van de Naam van Jezus benadrukken zonder de heilige vrees die Hem toekomt. Die heilige vrees voor God echter is even wezenlijk als onze ware liefde voor Hem.

Perpetuus, –a, -um, een adjectief en betekent: voortdurend, onafgebroken, altijd voortgaand, constant, bestendig, ononderbroken, enz.
Gubernatio  betekent het op koers houden, het loodsen van een schip“ of “leiding, bestuur, management”, in het Nederlands bewaard in de woorden “gouvernement” en “gouverneur”. Een  gubernator is de stuurman, roerganger, loods van een schip, degene die het schip op koers houdt ook als het donker is en als het stormt.
In gubernatio is God onze stuurman, onze loods, houdt Hij het roer van ons leven vast. Wij zijn veilig omdat zijn liefhebbende hand sterk is. Als Hij ons alleen zou laten, zouden we schipbreuk lijden en berooid achterblijven. Te midden van de wisselvalligheden van deze wereld blijven wij in vrees en liefde zijn Heilige Naam toegedaan. Wij staan op onze eigen plaats voor Gods vreeswekkend Aanschijn én onder zijn liefdevolle Hand die ons leidt op de juiste weg gedragen door vrees en door liefde van onze kant voor Gods Heilige Naam die verwijst naar Zijn Persoon en Wezen.
De betekenis van het bijwoord “pariter” vindt men onder het lemma “par, paris”: “gelijkelijk”, “op gelijke wijze”, “op dezelfde manier”, “evenzo”, en ook “tegelijkertijd”, “samen”, “eensgezind”, “eenstemmig”. 
Het substantief “soliditas, - atis” heeft als betekenissen 1. stevigheid, vastheid 2. dichtheid en 3. rots, en hoort bij het werkwoord ”solidare”: stevigmaken, bevestigen, grondvesten. (…) “quos in soliditate tuae dilectionis instituis” is letterlijk: “die Gij plaatst in de soliditeit van uw liefde”.
Het overwegen van de Naam van Jezus bewerkt vrede en vreugde in onze ziel. Laten wij

in hart en geheugen niet alleen de liefde voor de Naam van Jezus  bewaren, maar ook de vrees en huiver die daarmee samengaan. Sluit die eerbiedige vrees, dit authentieke ontzag, voor Hem "die groter is dan ons hart en alles weet" (1 Joh, 3-17) niet uit.

(1) Geput uit Bert Blans, De ambiguïteit van het verlangen bij Augustinus