Collectegebed
12e zondag door het jaar (1)
"Geef ons blijvende eerbied en liefde voor uw Naam"
Missale Romanum – 1970
Sancti
nominis tui, Domine, timorem pariter et amorem fac nos habere perpetuum,
quia
numquam tua gubernatione destituis,
quos in
soliditate tuae dilectionis instituis.
Altaarmissaal – 1979
Heer, geef ons blijvende eerbied en
liefde voor uw Naam,
want nooit onttrekt Gij uw leiding aan
hen,
die Gij in uw liefde hebt gegrondvest.
Meer
letterlijke vertaling
Geef, Heer, dat wij uw heilige Naam
altijd vrezen en tegelijk beminnen,
want nooit verwijdert Gij van uw leiding
hen,
die Gij in uw bestendige liefde hebt geworteld.
Li t u
r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
Het collectegebed is afkomstig uit het
“Gelasianum Vetus” (Vat. Reg. Lat. 316, f. 586), een Sacramentarium uit de 1e
helft van de 8e eeuw, en was bestemd voor de zondag na Hemelvaart.
In de preconciliaire editie van het Missale Romanum stond deze oratie vermeld
op de 2e zondag na Pinksteren (p. 1033) en werd ook gebeden na de
Litanie van de H.Naam van Jezus.
Het is een prachtig gebed, ook om te zingen:
sterk, zorgvuldig uitgebalanceerd en typisch Romeins.
S t i
j l v o r m e n e n w o o r d e n l i j s t
In de eerste regel van de oratie is sprake van klank- en binnenrijm: “timórem … et amórem” op in de fraai gecomponeerde redengevende slotzin, ingeleid met “quia” is eveneens sprake van klank- en binnenrijm: “…destítuis…. instítuis”. Fraai is ook het evenwicht in de oratie en het contrast in betekenis op
tussen genoemde begrippenparen.
In institutio klinkt “instellen”, “plaatsen in/op”, “vestigen”, “inrichten”,
“onderrichten”, “maken”, “fabriceren” in
de zin van hoe God ons heeft gemaakt en daardoor ons op Zich neemt. Aan
Hem is het voor ons te zorgen en ons te leiden. God plaatst ons in zijn
nabijheid, onder zijn waakzaam oog, zodat wij niet van de weg geraken. Het
werkwoord destituo betekent in wezen “neerzetten”, voorts “aan de
kant zetten”, “wegzetten”, “van zich verwijderen” en afgeleid “verlaten”,
“loslaten”, “alleen laten”, “geen interesse meer hebben”.
Is er verschil tussen “Amor” en “dilectio” in dit collectegebed?
In een passage over de liefde in De
stad van God (XIV,7; vert.
G.Wijdeveld, 1983) toont Sint Augustinus dat hem het onderscheid tussen “eros” en “agapè”
bekend is, maar dat hij deze begrippen zelf toch niet strikt van elkaar wil scheiden. Hij zegt dat
de gangbare Latijnse naam voor liefde “caritas”
is, maar merkt dan op: ‘Ook de benaming “amor” komt
in dezelfde heilige boeken voor.’ Als voorbeeld geeft hij de tekst waarin de
Heer aan Petrus vraagt: ‘Heb je mij lief?’ (Jo
21,15 e.v.). Daar worden in vraag en antwoord “diligere”
en “amare”,
die beide ‘liefhebben’ betekenen, door elkaar gebruikt. Augustinus vervolgt
dan: ‘Ik meende hierop te moeten wijzen omdat er nog wel eens verondersteld
wordt, dat er een verschil bestaat tussen dilectio en caritas
enerzijds als aanduiding van liefde, en amor
anderzijds. Dilectio, zegt
men dan, dient in gunstige zin verstaan te worden, amor
in ongunstige zin. Het staat echter vast dat ook de grote
schrijvers van de wereldse literatuur die woorden niet op die manier gebruikt hebben. ‘En
dan voegt hij er beslissend aan toe ‘ik moest echter laten zien dat de
Schriften van onze godsdienst, wier gezag wij boven andere geschriften stellen,
geen verschil maken tussen “amor” enerzijds
en “dilectio” of “caritas” anderzijds’.
Volgens Augustinus wordt ook “amor” in
gunstige zin gebruikt in dezelfde betekenis als “dilectio”
en “caritas”.(1)
“Timor”
betekent “vrees, schrik, bezorgdheid, angst”, en in positieve zin “ontzag,
eerbied, verering”. Bijna onmiddellijk herinnert men zich de vele citaten uit
de H. Schrift zoals in Psalm 110 “Confitebor tibi, in toto corde
meo” met het vers: “Sanctum et terribile nomen eius * initium sapientiæ timor Domini”- De
vreze des Heren is het begin van de wijsheid! Of in het eerste
hoofdstuk van het Boek Jezus Sirach met overwegingen over de timor Domini – de vrees voor de Heer.
In de H.Schrift komen woordvormen voor
“vrees” veelvuldig voor. Het gaat dan over een gezonde,
liefdevolle vrees. De volgende passage uit het Boek van de Openbaring kan ons
bijvoorbeeld over deze “timor” onderrichten: “Toen zag ik de hemel open, en
zie, een wit paard, en zijn Berijder heet “Getrouw en Waarachtig”, en Hij
oordeelt en voert oorlog met gerechtigheid. Zijn ogen zijn vlammend vuur; op
zijn hoofd draagt Hij vele diademen, daarop een naam gegrift die niemand kent
dan Hij alleen. Hij is gehuld in een mantel gedoopt in bloed. En zijn naam
luidt: “Het Woord Gods” (Openb
19,11-12). Maar in het Boek Maleachi lezen we, waar wordt gesproken over de Naam
van God: “Maar voor u, die mijn Naam vreest, gaat dan de zon van gerechtigheid
op, die met haar vleugels genezing brengt. Dan zult ge dansend naar buiten
komen, als kalveren die op stal hebben gestaan” (3,20).
Gods Heilige Naam is heilig. Zij die “God
vrezen” hoeven geen schrik voor de Heer te hebben, maar het spreken over en het
horen noemen van zijn Heilige Naam zal hen verwarmen met zijn Liefde.
De Naam van God, domineert de eerste zin
van het collectegebed, ook gezien de positie (aanhef). In bijbelse en liturgische zin verwijst een naam naar het wezen van degene
die de naam draagt. De Goddelijke Naam deed Mozes zijn schoenen uitdoen. Mozes
vernam Gods Naam om aan de Joden die in gevangenschap waren mee te delen dat
Degene die Zichzelf Is – “IK BEN” – hen zou bevrijden (verg. Exodus 2). Ooit zieltogend en verlaten
(destituti) waren zij nu aangesteld
als Zijn Volk. Zo heilig was de schrikwekkende Naam van God voor de Joden dat
zij de vier Hebreeuwse letters, die in de Schrift werden gebruikt om de Naam
aan te geven, niet uitspraken en vervingen door “Adonai”, “ Heer”.
Wat zegt de Heer zelf over zijn eigen
Naam? In Jo 16,23 openbaart Jezus - Hebreeuws/Armeens Yeshua van Yehoshua, “Jahwe redt” - zijn
eenheid met de Vader en de kracht van zijn Naam met de woorden: “Voorwaar,
voorwaar, Ik zeg: Wat ge de Vader ook zult vragen, Hij zal het u geven in mijn
Naam”. In Markus 9,38-39 is er een gesprek
tussen de geliefde leerling en de Heer: “Johannes zei Hem: “Meester, we hebben iemand die ons
niet volgt, in uw Naam duivels zien uitdrijven, en we hebben getracht het hem
te beletten”. “Maar Jezus zei: Belet het hem niet, want iemand die een wonder
doet in mijn Naam, zal niet zo grif ongunstig over Mij spreken”. Het Evangelie
van Johannes zegt dat: “deze [tekens] zijn opgetekend, opdat jullie mogen
geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat jullie door te
geloven leven mogen bezitten in zijn Naam” (20,31). Zijn Naam – zijn Persoon –
is onze weg naar het eeuwige leven. Tekenen en wonderen zijn verbonden met
Jezus’ Heilige Naam. De apostelen en leerlingen bewerkten vele wonderen door de
Naam van Jezus (vgl. Hand 2,38; 3,6; 3,16; 4,7-10; 4,29-31;
19,13-17). De apostel Paulus schreef aan zijn kudde over de Naam van Jezus.
Zijn onderricht openbaart een fundamenteel aspect van God over de wijze waarop
met zijn Naam moet worden omgegaan.
God maakt duidelijk in het Derde van de Tien Geboden wat we
mogen zeggen (Exodus 20,7: “Gij zult de Naam van de HEER uw
God niet lichtvaardig gebruiken; want de HEER laat degenen die zijn Naam
lichtvaardig gebruiken niet ongestraft”.
Sint Paulus schreef: “Daarom heeft God
Hem hoog verheven en Hem de Naam gegeven die is boven alle naam, opdat in de
Naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hemelingen, aardbewoners en
hellegeesten, en alle tong belijden tot eer van God, de Vader: Jezus Christus
is de Heer” (Filippenzen 2, 9-11).
De Naam van
God, van God de Vader, God de Zoon Jezus Christus en God de Heilige Geest,
verdient onze vrees en onze liefde. Heden ten dage willen velen alleen de
liefde van de Naam van Jezus benadrukken zonder de heilige vrees die Hem
toekomt. Die heilige vrees voor God echter is even wezenlijk als onze ware liefde voor Hem.
Perpetuus, –a, -um, een adjectief en betekent: voortdurend,
onafgebroken, altijd voortgaand, constant, bestendig, ononderbroken, enz.
Gubernatio betekent het
op koers houden, het loodsen van een schip“ of “leiding, bestuur, management”, in
het Nederlands bewaard in de woorden “gouvernement” en “gouverneur”. Een gubernator is de stuurman, roerganger,
loods van een schip, degene die het schip op koers houdt ook als het donker is en als het stormt.
In
gubernatio is God onze stuurman, onze
loods, houdt Hij het roer van ons leven vast. Wij zijn veilig omdat zijn
liefhebbende hand sterk is. Als Hij ons alleen zou laten, zouden we schipbreuk
lijden en berooid achterblijven. Te midden van de wisselvalligheden van deze wereld blijven wij in vrees en liefde zijn Heilige Naam toegedaan. Wij staan op onze
eigen plaats voor Gods vreeswekkend Aanschijn én onder zijn liefdevolle Hand
die ons leidt op de juiste weg gedragen door vrees en door liefde van onze kant
voor Gods Heilige Naam die verwijst naar Zijn Persoon en Wezen.
De betekenis van het bijwoord “pariter” vindt men onder het lemma “par, paris”: “gelijkelijk”, “op gelijke
wijze”, “op dezelfde manier”, “evenzo”, en ook “tegelijkertijd”, “samen”,
“eensgezind”, “eenstemmig”.
Het substantief “soliditas, - atis” heeft als betekenissen 1. stevigheid, vastheid 2.
dichtheid en 3. rots, en hoort bij het werkwoord ”solidare”: stevigmaken,
bevestigen, grondvesten. (…) “quos in
soliditate tuae dilectionis instituis” is letterlijk: “die Gij plaatst in
de soliditeit van uw liefde”.
Het
overwegen van de Naam van Jezus bewerkt vrede en vreugde in onze ziel. Laten wij
in hart en geheugen niet alleen de liefde voor de Naam van Jezus bewaren, maar ook de vrees en huiver die daarmee samengaan. Sluit
die eerbiedige vrees, dit authentieke ontzag, voor Hem "die groter is dan ons hart en alles weet" (1 Joh, 3-17) niet uit.
(1) Geput uit Bert Blans, De ambiguïteit van het verlangen bij Augustinus