Vrijdag na de 2e zondag na
Pinksteren
Hoogfeest van het Heilig Hart van Jezus
2e lezing uit de
Lezingendienst van Liturgia Horarum:
Uit de
werken van de H. Bonaventura, bisschop
(Opusculum 3,
Lignum vitæ, 29-30. 47)
Bij U is de Bron des Levens
Beschouw
ook gij. verloste mens: wie, hoe groot en hoedanig Hij is, die voor u aan het
kruis hangt, wiens dood de doden levend maakt, over wiens dood hemel en aarde
treuren en harde stenen vaneen splijten.
Opdat
vervolgens, uit de zijde van de sluimerende Christus aan het kruis, de Kerk zou
worden gevormd en de Schrift zou worden vervuld, die zegt: Zij zullen opzien naar Hem, die zij doorstaken – werd het bij
goddelijk besluit toegestaan, dat een van de soldaten met zijn lans die heilige
zijde doorstak en opende, zodat er Bloed en Water uit vloeiden en de kostbare
prijs voor onze verlossing werd vergoten, die uit een bron, namelijk uit het
binnenste van zijn Hart vloeiend, de kracht zou geven aan de sacramenten van de
Kerk, om het leven van de genade mee te delen en zo voor de in Christus
levenden de beker zou zijn bij de levende Bron, die opborrelt ten eeuwigen leven.
Sta dus
op, vriendin van Christus; wees als de duif, die zich nestelt aan de rand van de afgrond, als een mus, die daar zijn woning heeft gevonden,
houd niet op te waken, en beschut als een tortel van de zuivere liefde uw
jongen. Breng daar uw mond aan, om water
te putten uit de bronnen van de Zaligmaker. Hier is immers de bron, die vloeit vanuit het midden van
het paradijs, die in vier stromen
verdeeld is en zich uitstortend in een vroom hart, heel de aarde besproeit
en vruchtbaar maakt.
Snel,
met een levendig verlangen, naar deze Bron van leven en licht, wie gij ook
zijt, godgewijde ziel, en roep tot Hem met de innigste kracht van uw hart: ‘O
onuitsprekelijke schoonheid van de verheven Godheid en allerzuiverste klaarheid
van het eeuwige Licht, Leven dat alle leven voortbrengt, Licht dat alle licht
verlicht, dat vóór de troon van uw Godheid vanaf de vroegste dageraad in een
eeuwige glans veelvuldige lichten brandend houdt!
‘O
eeuwig en ontoegankelijk, helder en heerlijk uitvloeisel van de Bron, die voor
de ogen van alle stervelingen verborgen is, wiens diepte zonder bodem en wiens
hoogte zonder einde is, wiens omvang zonder grenzen en wiens zuiverheid
onverstoorbaar is.
Hieruit
komt de stroom voort, die de stad van God
in vreugde brengt, om in gejuich en
gejubel lofzangen tot U te zingen,
uit ondervinding wetend, dat bij U de Bron
des levens is, en dat wij in uw licht het Licht zullen zien.’