dinsdag 20 augustus 2019

Gastvrijheid en Godgewijd leven - Elkaar liefhebben zoals God ons liefheeft!


Als in het Evangelie van Johannes (12,1-8) en elders de namen vallen van Martha en Maria, rijst direct de gedachte aan  het begrip "gastvrijheid". Zij ontvingen met hun broer Lazarus Jezus gastvrij in hun huis. Het is goed om ook eens stil te staan bij de betekenis van gastvrijheid en de relatie tot het Godgewijde leven. Gastvrijheid is in wezen de grondslag van elke vorm van Godgewijd leven: Vacare Deo: Vrij zijn voor God, plaatsmaken voor God, zodat God zijn verblijf in ons kan nemen.

In hoofdstuk I, 8 van de Regel van Sint Augustinus staat:
Leeft dus allen één van ziel en één van hart (Hand 4,32) en eert in elkaar God, want ieder van u is zijn tempel geworden (2 Kor 6,16).
Ons hart moet zich openen voor God, Hem gastvrij ontvangen en tegelijkertijd ook de medemens.
Gastvrijheid en zorg voor de naaste vloeien direct voort uit het gebod: “Hebt uw naaste lief als u zelf.” Bij de Emmaüsgangers is het nog duidelijker: “Terwijl ze met elkaar in discussie waren, voegde Jezus Zelf zich bij hen en liep met hen mee. Maar hun ogen waren niet bij machte Hem te herkennen (Luc 24, 15-16).” Jezus kan in ons midden zijn, God Zelf kan in ons midden zijn, maar we herkennen Hem niet. Het is voor christenen altijd een kunst geweest om in de vreemdeling, de gevangene, de mens die hulp nodig heeft, God Zelf te herkennen. Die dienst aan de naaste is dan een liefdesdienst. Die liefde bouwt op, die liefde voedt, verzorgt, behoedt, en geeft veiligheid.

Iedereen kan de naaste welkom heten op een bijzondere manier. Dat voorbeeld geven Abraham en Sara en ook Lazarus, Martha en Maria. Want de vraag is: Wie ontvang je? In de Brief aan de Hebreeën lezen we dit: “De broederlijke liefde moet blijven. En vergeet de gastvrijheid niet; door haar hebben sommigen zonder het te weten engelen onthaald. Denk aan hen die gevangen zijn alsof u met hen in de gevangenis zat, en aan hen die mishandeld worden als aan mensen die zelf ook een lichaam hebben (Hebr 13 1-2).”

In de Tweede Lezing van het Lezingenofficie op de gedachtenis van de HH. Lazarus, Martha en Maria - op 29 juli in de kalender van het Latijnse Patriarchaat van Jeruzalem - zegt de H. Bernardus van Clairvaux dat de gastvrijheid tot uitdrukking komt in boetvaardigheid, dienstbaarheid en beschouwing.
- Maria is vooral gastvrij door zich helemaal open te stellen voor Jezus: heel haar aandachtige liefde richt zich op de persoon van Jezus; zij beschouwt zijn woorden en daden.
- Martha toont zich vooral gastvrij door haar dienstbaarheid aan Jezus en aan haar andere gasten.
- Lazarus toont zich gastvrij door zijn vriendschap met Jezus in al zijn consequenties die boetvaardigheid van hem vergen. Hij moet zelfs in de leegte van een graf verblijven.
Deze drie aspecten zijn niet van elkaar los te maken: de nadruk kan bijvoorbeeld liggen op de beschouwing, maar deze moet gepaard gaan met dienstbaarheid en boetvaardigheid.

In de Eucharistie vindt een wonderlijke uitwisseling plaats. Wij zijn te gast in Gods huis. Tegelijk wil God te gast zijn bij ons. Hier zijn wij als Maria die zit aan de voeten van de Heer. Hier luisteren we naar zijn Woord in het Evangelie. Hier worden wij gevoed door God, in plaats van dat wij zelf voor het voedsel zorgen. Hier is slecht één maaltijd, de maaltijd van de Heer. Hier is het als bij de Emmaüsgangers. Toen Hij het Brood met hen brak, gingen hun ogen open.

Bij Abraham waren de ogen reeds eerder geopend. Hij herkende de Heer die bij Hem te gast kwam. Abraham bleef erbij staan om te zien of zij niets te kort kwamen. Hij bleef ook luisteren en toen de Heer tot hem sprak, was hij als een waakzame knecht, die luisterde en antwoord gaf. En net als Maria die ontvangend en luisterend bij Jezus was, zo ontving hij de belofte van de geboorte van zijn zoon Isaac, de vervulling van de belofte die hij vele jaren eerder had ontvangen.

Het vieren van de Eucharistie en het bidden van het Officie werkt door in ons doen en laten. Alleen vanuit de beschouwing en het geestelijk leven met Christus kan men ten diepste dienstbaar zijn aan God, de medezusters en anderen die wij ontmoeten. De dienstbaarheid gaat altijd gepaard met boetvaardigheid en zelfversterving.

Om echt dienstbaar te zijn moet men namelijk afzien van eigen inzichten over hoe men dienstbaar kan zijn en open staan voor wat de directe noden zijn van de ander. Dit vergt meestal meer van jezelf.
De boetvaardigheid moet altijd gepaard gaan met beschouwing en dienstbaarheid, anders wordt het een doel op zich en gaat het voorbij aan de echte gastvrijheid.  Jezus zegt het ons: “Voorwaar, Ik zeg u:  al wat gij gedaan hebt voor een van deze kleinen onder mijn broeders en zusters, hebt gij voor Mij gedaan (Mt 25, 40).”

Wanneer wij Christus leren liefhebben - en dat is niet moeilijk als we zien wat Hij voor ons over heeft gehad en als we ons voeden met zijn Woord en zijn Sacrament, als we Christus herkennen in onze naasten - dat zijn de naasten dichtbij en ver weg - dán kunnen we alle mensen liefhebben met een nieuwe liefde, een liefde die ons boven onszelf doet uitstijgen, een liefde die ons kracht geeft en moed en geduld. Dan wordt ons hart een gastvrij huis, dan zijn we soms Martha en altijd Maria, dan zijn we als Abraham en Sara en ervaren de vervulling van de belofte: God in ons huis, Christus in ons hart, Gods Koninkrijk nabij. Er kan pas sprake zijn van gastvrijheid als we leven naar deze woorden uit het Evangelie van Johannes: “Ik heb jullie lief zoals de Vader Mij liefheeft. Zorg dat jullie in mijn liefde blijven. Als jullie je aan mijn geboden houden, blijven jullie in mijn liefde, zoals Ik mij aan de geboden van mijn Vader houd en blijf in zijn liefde.  Met wat Ik jullie gezegd heb, wil Ik mijn blijdschap op jullie overbrengen; dan zal jullie blijdschap volmaakt zijn. Mijn opdracht aan jullie is: heb elkaar lief zoals Ik jullie heb liefgehad (Jo15, 9-12).