donderdag 21 november 2019

Symboliek in en rondom de liturgie


Godsdienstige symbolen hebben tegelijkertijd te maken met de werkelijkheid, zoals die zich van dag tot dag voordoet, als met de werkelijkheid van hogere orde, de goddelijke werkelijkheid. Het woord "symbool" is ontleend aan het Griekse "symballein" dat zoveel betekent als bij elkaar brengen. Aangezien een mens tegelijk een lichamelijk en een geestelijk wezen is, heeft hij stoffelijke tekens en symbolen nodig om de geestelijke werkelijkheid uit te drukken en waar te nemen. Wij hebben een taal, symbolen en tekens nodig om met elkaar in contact te treden, wij hebben ook symbolen en tekens nodig om in contact te treden met God (verge­lijk Katechismus van de Katholie­ke Kerk nummer 1146).

God spreekt met ons door zijn zichtbare schepping; in het eerste boek Koningen gaan een storm, een aard­beving en het vuur voor Jahweh uit en dan volgt het suizen van een zachte bries: "zodra Elia dit hoorde, bedekte hij zijn gezicht met zijn mantel, ging naar buiten en bleef staan aan de ingang van de grot". Dan klinkt de stem van God. Ook de constitutie over de H. Liturgie spreekt over de "signa sensi­bili­a" -de zintuiglijke waarneembare tekenen- waar­mee de onzichtbare werkelijkheid wordt opgeroepen en de heiliging van de mens wordt bewerkt en de openbare eredienst volledig wordt voltrokken. Het vuur van de Paasnacht, het water van het Doop­sel, het brood en de wijn in de eucharistie, de handoplegging krijgen in kader van de litur­gie een bijzondere betekenis.