Uw Heiland slaapt
in het graf, de poort naar
het eeuwig leven.
Ik
laat u nooit alleen.
Mijn naakt lichaam
Wordt bekleed met doeken.
Eerst had gij Mij mijn kleren ontnomen,
toen er nog leven was.
Nu de dood is gekomen,
wilt gij, eens weggevlucht,
Mij weer zoeken
en bekleden.
Bekleedt uzelf,
maar met de nieuwe mens.
Treedt binnen,
leg mijn lichaam
in het graf.
Maar zoekt de levende niet bij de doden.
Verwacht mijn kracht:
Uit dit graf zal ik verrijzen,
en neem u dan mee
ten paradijze,
waar gij eeuwig leven zult .
Dit graf wordt de moederschoot
van mijn nieuw volk.
De overwinning op de dood
voor alwie met Mij gedoopt wordt
in lijden en sterven.
Ik neem u mee,
van het aardse naar het hemel Pasen.
Vreest niet.
Uw Heiland slaapt
in het graf, de poort naar het eeuwig
leven.
Ik laat u nooit
alleen.
Mijn volk, mijn eigen volk,
dit alles heb Ik voor u gedaan.
Laat uw droefheid in vreugde verkeren,
want gij hebt een
gelukzalige schuld.
Uit: Katholiek Gebedenboek 1986, p.262-263