Uit een lofrede op de heilige priester Petrus Chanel († 1841)
Het bloed van martelaren is zaad voor nieuwe christenen.
Toen Petrus Chanel het religieuze leven in de priestercongregatie van de maristen aanvaard had, werd hij op eigen verzoek naar de missie in Oceanië gezonden. Hij landde op het eiland Futuna in de Stille Zuidzee, waar de naam van Christus nog niet verkondigd was.
Over zijn leven als missionaris vertelt de lekebroeder die altijd bij hem was: ‘Hij deed zijn werk, bruingebrand door de zon en dikwijls uitgeput door de honger. Bezweet en vermoeid kwam hij thuis, maar alijd in dezelfde stemming, opgewekt en blij, alsof hij een pleziertocht gemaakt had. En dat gebeurde niet één keer, maar bijna iedere dag.
Het was zijn gewoonte aan de bewoners van Futuna niets te weigeren, ook niet aan de mensen die hem vervolgden. Altijd had hij voor hen een excuus en al waren ze ruw en lastig, nooit wees hij ze af. Onvoorstelbaar lief was hij voor iedereen en zonder uitzondering in elke situatie.’
Geen wonder dus dat hij van de bevolking de naam kreeg ‘de man met het beste hart’. En op een keer zei hij tegen een medebroeder: ‘In zo’n moeilijk missiegebied moeten wij heiligen zijn.’
Geleidelijk verkondigde hij Christus en het evangelie, maar hij oogstte hiermee weinig succes. Toch ging hij onwrikbaar en vastberaden verder met zijn sociaal en godsdienstig missiewerk. Hij vertrouwde daarbij op het voorbeeld en op de woorden van Christus: ‘De één zaait, de ander maait’ (Joh. 4, 37), en hij smeekte de moeder Gods, voor wie hij een grote verering had, voortdurend om hulp.
Zijn verkondiging van de christelijke godsdienst betekende de ondergang voor de verering van boze geesten. Maar daaraan waren de stamhoofden van Futuna gehecht om er het volk mee onder hun macht te houden. Zij hebben daarom Petrus op gruwelijke wijze vermoord, want zij hoopten dat door zijn dood het zaad van het geloof dat hij had uitgeworpen zou worden vernietigd.
Op de dag vóór zijn marteldood had Petrus nog gezegd: ‘Het doet er niet toe als ik sterf. De godsdienst van Christus is op dit eiland al zo diep geworteld, dat het door mijn dood niet kan verdwijnen.’
Het bloed van de martelaar is op de eerste plaats de bewoners van Futuna ten goede gekomen. Want in weinige jaren hebben allen er het geloof in Christus aangenomen, maar ook voor de andere eilandbewoners van Oceanië was het een zegen. Overal vindt men er nu bloeiende christelijke kerken, die de heilige Petrus Chanel als hun eerste martelaar aanroepen