woensdag 11 januari 2017

Liturgia Horarum Sint Paulus Het rechtvaardig oordeel van God

Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome 2, 1-16
 
Het rechtvaardig oordeel van God.
 
Gij zijt niet vrij te pleiten, zedenmeester, wie gij ook zijn moogt. Want met uw oordeel over anderen veroordeelt gij uzelf. Gij die u tot rechter opwerpt, doet immers precies hetzelfde. Wij zijn het erover eens dat God terecht hen veroordeelt die zulke dingen doen. En gij die een oordeel velt over hen die zulke dingen doen en ze zelf evenzeer doet, rekent gij erop dat gij aan Gods oordeel zult ontsnappen? Of miskent gij zijn rijkdom aan goedertierenheid en geduld en lankmoedigheid, en beseft ge niet dat Gods goedheid u tot inkeer kan brengen? Met uw botte en onboetvaardige gezindheid stapelt gij voor uzelf een kapitaal van toorn op tegen de dag van de toorn, wanneer Gods rechtvaardig oordeel openbaar zal worden. Hij zal een ieder vergelden naar zijn werken: met het eeuwig leven die door standvastig het goede te doen, streven naar onvergankelijke heerlijkheid en eer, maar met straf en toorn hen die weerspannig de waarheid verwerpen en de ongerechtigheid omhelzen. Kwelling en benauwdheid wachten elke mens die het kwade bedrijft, de jood in de eerste plaats, maar ook de heiden; heerlijkheid, eer en vrede wachten een ieder die het goede doet, de jood in de eerste plaats, maar ook de heiden. God kent geen partijdigheid.
Die zonder de wet hebben gezondigd, zullen ook zonder de wet omkomen; en die met de wet hebben gezondigd, zullen door de wet worden veroordeeld. Niet de hoorders van de wet zijn rechtvaardig in Gods oog, maar alleen de onderhouders van de wet zullen worden gerechtvaardigd. Wanneer heidenen die de wet niet hebben, uit zichzelf doen wat de wet verlangt, zijn zij zichzelf tot wet, al bezitten zij de wet dan niet. Door hun daden tonen zij dat de wet in hun hart geschreven staat, waarbij komt het getuigenis van hun geweten, terwijl hun gedachten hen over en weer beschuldigen of ook wel vrijspreken, in afwachting van de dag waarop God volgens mijn evangelie over de verborgen daden van de mens zal oordelen, door Christus Jezus.