donderdag 12 januari 2017

Liturgia Horarum- H. Ireneüs De genade van de Goddelijke Drieeenheid



 

Lezing uit Liturgia Horarum
Uit de geschriften van de heilige Ireneüs, bisschop van Lyon († ca. 202)
De Vader geeft ons de genade van de wedergeboorte door zijn Zoon in de heilige Geest.
 Dit is de vaste regel van ons geloof, het fundament van het bouwwerk, het richtsnoer van onze levenshouding: God de Vader, ongeschapen, oneindig, onzichtbaar, één God, de Schepper van het al. Aldus luidt het eerste beginsel van ons geloof.
Het tweede beginsel is: het Woord van God, de Zoon van God, Jezus Christus onze Heer, die zich aan de profeten kenbaar heeft gemaakt naar de stijl van hun profetie en volgens het heilsplan van de Vader; door Hem is alles geschapen; in de volheid van de tijd heeft Hij zich, ter voltooiing en bekroning van alles, tot mens onder de mensen gemaakt, zichtbaar en tastbaar, om de dood te vernietigen, het leven te verwekken en een hechte eenheid te bewerken tussen God en de mens.
Het derde beginsel is de heilige Geest; door Hem hebben de profeten gesproken, werden de vaderen omtrent God onderricht en de rechtvaardigen geleid op de weg van de gerechtigheid; in de volheid van de tijd heeft Hij zich op een nieuwe wijze over de mensheid uitgestort om overal ter aarde de mens voor God te vernieuwen.

Daarom voltrekt zich de wedergeboorte van onze doop door deze drie beginselen: bij die nieuwe geboorte worden wij verrijkt met de genade van God de Vader, door zijn Zoon, in de heilige Geest. Want zij die de Geest van God in zich dragen, worden naar het Woord geleid, dat wil zeggen: naar de Zoon; de Zoon voert hen tot de Vader, en de Vader laat hen delen in de onverderfelijkheid. Zonder de Geest kan men het Woord van God niet zien, en zonder de Zoon kan niemand tot de Vader komen. Want de Vader kennen is het wezen van de Zoon, en de Zoon van God kennen bestaat slechts door de heilige Geest. Anderzijds is het de wezenstaak van de Zoon om naar het welbehagen van de Vader de Geest uit te delen aan wie en zoals de Vader het wil.
Door de Geest wordt de Vader ‘de Allerhoogste’ genoemd, ‘de Almachtige’ en ‘de Heer van de machten’, opdat wij leren dat God zichzelf is, de maker van de hemel en de aarde en van al wat is, de Schepper van engelen en mensen, de Heer van al wat bestaat, door wie alles bestaat, door wie alles in stand gehouden wordt, barmhartig, genadig, liefderijk, goed en rechtvaardig. Hij is de God van allen, van joden, heidenen en gelovigen. Maar voor de gelovigen is Hij de Vader, want in de volheid van de tijd heeft Hij het verbond van het kindschap ingesteld. Voor de joden is Hij de heer en wetgever, want in het midden van de tijd, toen de mensen Hem vergeten en verlaten hadden en tegen Hem waren opgestaan, heeft God hen tot onderwerping gebracht door zijn wet, opdat zij mochten leren dat zij een heer hebben die hun schepper en maker is en hun de levensadem geeft, God aan wie wij dag en nacht aanbidding verschuldigd zijn. Voor de heidenen is Hij de schepper en voortbrenger en hoge heerser. Maar tegelijk is Hij degene die allen in stand houdt, de koning en de uiteindelijke rechter, want niemand zal zijn oordeel ontlopen, geen jood, geen heiden, geen zondig gelovige of engel. Maar zij die zich nu niet aan zijn goedheid overleveren, zullen bij het oordeel zijn macht ondervinden naar het woord van de heilige apostel Paulus: ‘Beseft ge niet dat Gods goedheid u tot inkeer wil brengen?’ (Rom. 2, 4).

(Adv. Hær. lib. 4,6, 3.4.5.7: Sources Chrétiennes 100, 442. 448-454)