Uit
de “Entretiens spirituels” - conferenties over het geestelijk leven:
U wilt dat ik u iets zeg
over het gebed.
Sommigen
begaan een grote vergissing, omdat ze menen dat er een methode nodig is om het
goed te doen, en zij zich druk maken om een volgens hen noodzakelijke kunst aan
te leren. Altijd maar zijn ze doende om hun manier van bidden fijn uit te
spinnen en uit te stippelen hoe ze het doen en hoe ze het naar hun smaak kunnen
doen: ze denken dat men niet mag hoesten of zich bewegen bij het gebed, opdat
de Geest Gods zich maar niet terugtrekt: dit is een heel grote dwaasheid, alsof
de Geest Gods zo krachteloos was, dat Hij het niet kon doen zonder methode en
houding van hen, die hun gebed verrichten. Ik zeg niet, dat men zich niet moet
bedienen van de aangewezen methoden, maar wel dat men er zich niet aan moet
binden, zoals sommigen doen, die menen hun gebed niet goed verricht te hebben,
als zij haar overdenkingen niet gehouden hebben vóór de gevoelens, die onze
Heer hun geeft, terwijl toch de gevoelens het doel zijn waarom de beschouwingen
worden gehouden. Zulke mensen hebben iets weg van degenen, die aangekomen ter
plaatse, waar zij moeten zijn, terugkeren, omdat zij er niet zijn aangeland
langs de weg die men hun gewezen heeft.
Toch
moet men zich gewennen aan een grote eerbied bij het spreken met Gods
Majesteit, daar zelfs de zo reine Engelen sidderen in Zijn tegenwoordigheid.
Maar, zullen sommigen zeggen, bij God kan ik dat gevoel van Zijn
tegenwoordigheid en van die grote nederigheid, die eruit voortvloeit niet
steeds hebben, ook mis ik die gevoelige eerbied die mij voor God zo zoet en
behaaglijk in het niet doet zinken. Maar dit is ook niet wat ik bedoel, ik heb
het over de gevoelens in het hogere deel van de ziel, in de top van onze geest;
daar moeten wij klein en nietig zijn voor God, welbewust van zijn onmetelijke
grootheid en van onze mateloze kleinheid en onwaardigheid.
Ook
moeten we een krachtig besluit maken om het gebed nooit na te laten, hoeveel
moeilijkheden we er ook bij ondervinden, en er ook niet toe overgaan met
bekommerde verlangens naar troost en voldoening. Zo maken we onze wil immers
niet gelijkvormig en gelijkgericht met de wil van Onze Heer, daar het toch Zijn
wil is, dat wij het gebed beginnen met het vaste besluit om er de last te
ondergaan van de telkens terugkerende verstrooiingen, dorheden en gevoelens van
afkeer, die ons overvallen, terwijl wij er even volhardend in zijn als wanneer
wij er veel troost en rust in vonden. Het is toch volstrekt zeker, dat de
grotere moeite, die het ons kost, ons gebed niet minder welgevallig doet zijn
aan God, en het minder vruchten doet afwerpen voor onze ziel. Als we dus
slechts onze wil geheel voegen naar de wil van Gods Majesteit, en blijven in
een gesteltenis van zuivere bereidwilligheid om òf bij het gebed òf bij andere
gelegenheden de uitwerkingen van Zijn welbehagen met liefde te aanvaarden,
maakt Hij, dat alles voor ons heilzaam en voor het oog der goddelijke goedheid
welgevallig is. U doet uw gebed dus goed, mijn dierbare dochters, als u zich
vredig en rustig houdt bij Onze Heer of voor Zijn oog, zonder enige andere wens
of een ander doel dan bij Hem te zijn en Hem voldoening te geven.
Het
enige wat men bij het bidden te doen heeft is dus, dat men een of ander punt
neemt uit het Leven, Lijden of Sterven van Onze Heer, want deze onderwerpen
zijn het nuttigst en het komt uiterst zelden voor dat men niet vooruit kan met
de overdenking van hetgeen Onze Heer heeft gedaan. Hij is de allerhoogste
Leermeester, die door de eeuwige Vader in de wereld werd gezonden om ons te
leren, wat wij te doen hebben. Daarom hebben wij niet slechts de verplichting
ons te vormen naar dit goddelijk model, maar moeten wij ook bijgevolg nauwgezet
Zijn daden bezien en ze navolgen, omdat
een van de meest verheven bedoelingen, die wij kunnen hebben bij al wat
wij doen is, het te doen omdat Onze Heer het geeft gedaan d.w.z. de deugden
heeft beoefend. Om dit goed te begrijpen moeten wij Zijn daden getrouw in onze
gebeden wikken, bezien en overdenken, want als een kind zijn vader echt bemint,
is het ook zeer genegen om zich naar
zijn gewoonten te schikken en hem na te volgen in alles wat hij doet.
Wat
u zegt dat er zielen zijn die hun geest niet kunnen zetten op één mysterie
afzonderlijk is waar. Zij worden aangetrokken tot een heel kalme
enkelvoudigheid en blijven zo voor God in een grote rust, terwijl zij niets in
hun gedachten hebben dan dat zij bij God zijn en dat het zo goed is. Deze zielen
kunnen zo nuttig bezig zijn en dit is goed: maar, in het algemeen gesproken
moet men het daarheen leiden dat alle zusters beginnen met die wijze van
bidden, die het meest veilig is en leidt tot de levenshervorming en verandering
van zeden, en dit is de door ons genoemde methode van het overwegen van de
mysteries van het Leven en de Dood van onze Heer: men gaat daar veilig voort.
Men moet zich dus zeer ter goeder trouw met onze Meester bezighouden om te
achterhalen wat Hij wil, dat we doen. Degenen, die zich van hun verbeelding
kunnen bedienen, moeten dit ook doen, maar met mate, heel eenvoudig en kort. De
heilige Vaders hebben ons meerdere godvruchtige en devote beschouwingen
nagelaten, waarvan men zich met dit doel bedienen kan; want hebben deze heilige
en grote mannen het met vrucht gedaan, dan mogen wij het ook aandurven. Zulke
mensen van groot gezag kan men veilig volgen.
Wij
moeten onze besluiten maken in de gloed van ons gebed, als de Zon der
gerechtigheid (Mal 4,2) ons verlicht
en ons stuwt door zijn ingeving. Ik zeg niet dat wij hiervoor grote gevoelens
en vertroostingen behoeven, hoewel wij verplicht zijn er ons voordeel mee te
doen en eraan te beantwoorden, als Hij ze ons geeft. Maar doet Hij dit niet,
dan mag onze trouw niet wijken, maar moeten wij volgens het verstand en Gods
wil leven door onze besluiten te maken in de top van onze geest en met het
hoger deel van onze ziel, en de verwezenlijking en doorvoering ervan niet
achterwege laten als dorheid of tegenzin zich zouden voordoen. Zie hier dus de
eerste wijze van mediteren, die door verschillende grote heiligen werd beoefend
en zeer goed is, als zij gedaan wordt zoals het behoort.
De
tweede wijze van mediteren is om geen voorstellingen te maken, doch zich stipt
aan de letter te houden d.w.z. enkel en alleen het Evangelie en de geheimen van
ons geloof te overwegen en zich zonder voorstellingen heel intiem en eenvoudig
met Onze Heer te onderhouden over hetgeen Hij voor ons heeft gedaan en geleden.
Deze manier is hoger en beter dan de eerste, zij is ook ongetwijfeld heiliger
en veiliger. Daarom moet men zich er gemakkelijk toe laten bewegen, zodra men
zich ertoe voelt aangetrokken door hoe men ook bidt zijn geest steeds in een
heilige vrijheid te bewaren, teneinde de verlichtingen en stuwingen die God ons
dan schenkt, te kunnen volgen.
Verder
zou ik ten aanzien van hogere graden van gebed liefst hebben dat u er niet uit
u zelf mee begint, maar er het oordeel van uw leidsman over vraagt, tenzij God
ze u onweerstaanbaar schenkt.
Deze
en andere conferenties in “Saint Franciscus van Sales, Conferenties over het
geestelijk leven”. Uit het Frans vertaald door prof. J. H. Niekel. Voorhout,
1941.