maandag 31 oktober 2016
Martyrologium Romanum 1 november
Allerheiligen, het hoogfeest van alle heiligen die met Christus in de heerlijkheid zijn. De heilige Kerk die nog op aarde pelgrimeert, eert op dit hoogfeest in één feestvreugde hun gedachtenis en ook de hemel, waaraan zij deel hebben, juicht het uit. Zo wordt de Kerk door hun voorbeeld aangespoord, verheugt zij zich over hun bescherming en zal zij hun overwinningskroon ontvangen, wanneer zij de goddelijke majesteit zal aanschouwen tot in de eeuwen der eeuwen.
zaterdag 29 oktober 2016
Met Gods Genade
Onze rechtvaardiging komt voort uit Gods genade. De genade is een gunst, een belangeloze hulp die God ons biedt om zijn oproep te beantwoorden: kinderen van God te worden, aangenomen zonen,
deelhebbers aan de goddelijke natuur en aan het eeuwig leven.
De genade is een deelname aan het leven van God
en leidt ons binnen in de innigheid van het trinitair leven: door het
Doopsel heeft de Christen deel aan de genade van Christus, hoofd van
zijn lichaam. Als "aangenomen zoon" kan hij God voortaan "Vader" noemen
in de eenheid met de enige Zoon. Hij ontvangt het leven van de Geest die
hem de liefde ingeeft en de Kerk opbouwt.
Deze roeping tot het eeuwig leven is bovennatuurlijk.
Ze hangt helemaal af van het vrij geschonken initiatief van God, want
alleen Hij kan zich openbaren en zichzelf schenken. De roeping tot het
eeuwig leven gaat de vermogens van het verstand en de krachten van de
wil van een mens te boven evenals die van elk schepsel.
De genade van Christus is de vrije gave die
God ons van zijn eigen leven geeft. Door de heilige Geest stort Hij deze
gave in onze ziel uit om haar van de zonde te genezen en haar te
heiligen: dat is de heiligmakende of vergoddelijkende genade, ontvangen in het Doopsel. Ze is in ons de bron voor de verdere heiliging:
Zo is dus wie in Christus is, een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen. En dit alles komt van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend (2 Kor. 5, 17-18).
...
Omdat de genade van bovennatuurlijke aard is, valt ze buiten onze ervaring
en kan ze slechts gekend worden door het geloof. Wij mogen dus niet
steunen op onze gevoelens of onze handelingen om daaruit af te leiden
dat we gerechtvaardigd en gered zijn.
zie en met dank rkdocumenten
donderdag 27 oktober 2016
Avondgebed
Als
een boek ligt heel mijn wezen,
voor
Uw aanschijn open, Heer.
Wil
mijn grote schuld niet lezen
op
Uw goedheid hoop ik, Heer.
Wil
dat droef deel van mijn leven,
waar,
op weinig zwarte blaân,
al
mijn schuld staat uitgeschreven
voor
vandaag maar overslaan.
‘k
Heb niet over U te klagen,
klaagt
ook Gij niet over mij;
‘k
Heb alleen U iets te vragen
vraag
ook Gij dan iets aan mij.
Op
Uw goedheid mag ik hopen,
als
een boek met nieuw begin
ligt
mijn leven voor U open:
schrijf
er, Heer, Uw leven in.
Jacques Schreurs,
priester-dichter [1893-1966]
Jacobus
Hubertus Schreurs is vooral bekend geworden vanwege zijn boek "Kroniek eener
Parochie" waarop de beroemde televisieserie uit de jaren zeventig
"Dagboek van een herdershond" is gebaseerd.
Foto: De
priester Jacques Schreurs tussen religieuzen van de Goddelijke Voorzienigheid;
op de achtergrond Huize Aerwinkel onder Posterholt, gemeente Roerdalen, in 1854
gebouwd door architect Pierre Cuypers.
Liturgia Horarum - Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.
Uit het commentaar van de heilige Cyrillus, bisschop van Alexandrië († 444), op het evangelie van Johannes
Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.
Onze
Heer Jezus Christus stelde leiders en leraren aan voor de hele bewoonde
wereld, beheerders van zijn goddelijke geheimen. Hij droeg hen op als
lampen te schijnen en te stralen. Zij moesten niet alleen een licht zijn
voor het joodse land, maar veeleer voor alles wat ligt onder de zon en
voor de mensen die overal verspreid hun woonplaats hebben. Terecht zegt
Paulus dat niemand zich die waardigheid kan aanmatigen, maar alleen hij
die geroepen wordt door God (vgl. Heb. 5, 4). Want tot deze roemrijke zending koos onze Heer Jezus Christus vóór alle anderen zijn eigen leerlingen.
Als pijlers en als een grondslag van de waarheid (vgl. 1 Tim. 3, 15) stonden de apostelen. De Heer zond hen, zegt Hij, zoals de Vader Hem gezonden heeft (vgl. Joh. 20, 21).
Daarmee wijst Hij op de waardigheid van de zending en de
onvergelijkelijke eer van de hun verleende volmacht. Zo te zien geeft
Hij daarbij ook een aanwijzing voor de taakvervulling door de apostelen.
Want Hij meende zijn eigen leerlingen zo te moeten zenden als de Vader
Hem gezonden had. Maar was het dan niet nodig dat zij die Hem hierin
moesten navolgen, inzagen met welke opdracht de Vader zijn Zoon had
gezonden?
Daarom heeft de Heer ons op
verschillende manieren de aard van zijn zending duidelijk gemaakt. Zo
zegt Hij: ‘Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen maar om zondaars te
roepen, opdat zij zich bekeren’ (Lc. 5, 32). En verder: ‘Ik ben uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft’ (Joh. 6, 38).
En ook: ‘God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld
te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered’ (Joh. 3, 17).
Met slechts enkele woorden
omschrijft Hij de bedoeling van het apostolaat als Hij zegt dat Hij hen
zendt zoals de Vader Hem gezonden heeft. Daardoor weten de leerlingen
dat het hun taak is zondaars tot inkeer te roepen, zieken naar lichaam
of geest te genezen, in de uitoefening van hun opdracht zeker niet hun
eigenbelang te zoeken, maar de wil te volbrengen van Hem die hen
gezonden heeft, en naar vermogen bij te dragen tot de redding van de
wereld.
Wij zullen bemerken dat de
leerlingen in dit alles door hun ijver hebben uitgeblonken - en het is
niet moeilijk om tot deze overtuiging te komen - als men de Handelingen
van de Apostelen en de brieven van Paulus leest.
Donderdag, dag van de H. Eucharistie 5
Inleiding op de votiefmis van de H. Eucharistie
“Onze
strijd is niet gericht tegen mensen, maar tegen de heersers en machthebbers der
duisternis”, zegt Sint Paulus. “Neem daarom de wapens van God op, om weerstand
te kunnen bieden” (Cf. Ef 6,12.13).
Er
zijn mensen die met groot geloof in het leven staan. God heeft mens en wereld
lief en daarom zijn er altijd nieuwe kansen, openen zich ook steeds nieuwe
wegen waar we kunnen vastlopen.
Hulp
komt vaak uit onverwachte hoek. In die zin wordt Jezus vandaag door de
Farizeeën gewaarschuwd voor Herodes. Hij antwoordt dat Hij demonen uitdrijft en
zieken geneest, warbij Hij verwijst naar de voltooiing op de derde dag (Cf Luc 13, 31-32).
Wij
vieren de H. Eucharistie als paasmysterie, om ons gesterkt te weten, in liefde
verbonden met de Heer en met elkaar.
Hij
noemt Zichzelf het Brood des Levens. Hij wil ons oprichten en verheffen, steeds
inniger opnemen in Zijn liefde.
Zalig
zij, die genodigd zijn aan het bruiloftsmaal van het Lam. Deze woorden horen
wij in elke Eucharistieviering. Wat wij hier vieren is de voorafbeelding van
wat ons te wachten staat.
Kwaad
en angst zullen verdwenen zijn, wanneer wij de Mensenzoon in al Zijn glorie
zullen zien.
De
grootste gave die wij Hem kunnen geven is belangeloze liefde.
Bereiden
wij ons daarop voor door een oprechte schuldbelijdenis…
Donderdag, dag van de H. Eucharistie 4
Vaticanum II
Constitutie over de Heilige liturgie
nr.
47
Onze Verlosser heeft bij het laatste
avondmaal, in de nacht, waarin Hij werd verraden, het eucharistisch Offer van
Zijn Lichaam en Bloed ingesteld, om hierdoor het kruisoffer door de eeuwen heen
voort te zetten tot aan Zijn komst en zo aan Zijn geliefde bruid, de Kerk, het
gedachtenisteken van Zijn dood en verrijzenis toe te vertrouwen: het sacrament
van goedheid, teken van eenheid, band van liefde (1), het paasmaal,
"waarin Christus wordt genuttigd, de ziel met genade wordt vervuld en ons
een onderpand wordt geschonken van de toekomstige heerlijkheid." (2)
(1) Vgl. H.
Augustinus, In Ioannis Evangelium
Tractatus XXVI, hfdst. VI, nr. 13: PL 35, 1613
(2) Romeins Brevier, officie
van Sacramentsdag, tweede vespers, antifoon bij het Magnificat.
Donderdag, dag van de H. Eucharistie 3
Kom vroeger dan anders
Wilt
ge weten, broeders, hoe ge u moet gedragen, wanneer ge het geluk wilt smaken de
goede God in uw hart te ontvangen? Doe zoals die goede christen, die iedere
week te communie ging. Hij gebruikte drie dagen voor de dankzegging en drie
dagen om zich voor te bereiden. Wel, wie belet u hetzelfde te doen en er al uw
dagelijkse bezigheden bij te betrekken? In de dagen van voorbereiding moet ge u
onderhouden met Jezus Christus, die heerst over uw hart en die een bezoek wil
brengen aan uw ziel om haar met weldaden en geluk te overladen. Ge moet de
Heilige Maagd, ja alle Engelen en Zaligen in de hemel aanroepen, opdat zij de
goede God namens u zullen bidden dat ge Hem zo waardig mogelijk mag ontvangen.
Kom op de bewuste dag vroeger dan anders naar de heilige Mis en tracht de
gebeden en de handelingen van de priester nog aandachtiger te volgen. Uw geest
en uw hart moeten voortdurend aan de voet van het altaar zijn, zij moeten
onophoudelijk smachten naar het gelukkige ogenblik van Jezus’ komst. Dan zullen uw gedachten
niet meer naar deze wereld uitgaan, maar enkel en alleen naar de hemel. Ja, ge
moet u zó intens in het naar God
verdiepen, dat ge voor de wereld als het ware sterft. Ge moet uw getijden, uw
rozenkrans en uw oefeningen zo vurig mogelijk bidden om in u het geloof en de
hoopte doen herleven, maar vooral een grote liefde tot Jezus Christus die over
enkele ogenblikken van uw hart Zijn tabernakel zal maken of, als ge wilt, een
kleine hemel. Mijn God, wat een geluk en wat een eer voor armzalige mensen
zoals wij!
Een
grote eerbied moeten we Hem betuigen, broeders, we zijn immers zo ellendig…Maar
van de andere kant mogen we hopen dat Hij medelijden met ons zal hebben. Nadat
ge uw oefeningen hebt gebeden, moet ge uw communie aan God opdragen voor uzelf
of voor anderen. Tenslotte staat ge op om u naar de heilige tafel te begeven:
aan uw ingetogen houding moet men kunnen zien dat gij iets groots gaat doen. Ge
knielt neer en tracht nogmaals het geloof in u wakker te roepen dat u de diepte
van uw geluk zal doen gevoelen. Uw geest en uw hart zullen geheel en al aan God
overgegeven zijn. Kijk voor u, sla uw ogen neer, vouw uw handen en bid een akte
van geloof. Als ge op uw beurt moet wachten, wek dan een grote liefde tot Jezus
Christus in u op en bid nederig dat Hij zich moge verwaardigen Zijn intrek te
nemen in uw armzalig hart.
Zodra
het grote geluk hebt gehad Hem te ontvangen,
moet ge eerbiedig opstaan, naar uw plaats terugkeren, neerknielen en
niet meteen een kerkboek of uw rozenkrans nemen. Ge moet u enkele ogenblikken
onderhouden met Jezus Christus, die gedurende een kwartier met ziel en lichaam
in uw hart vertoeft evenals Hij tijdens Zijn sterfelijk leven op aarde
verbleef. Wat een oneindig geluk! Wie
zal het ooit kunnen begrijpen? Er is helaas bijna niemand, broeders, die het
begrijpt…Nadat ge de goede God alle genade hebt gevraagd die ge voor uzelf of
voor anderen verlangt, moet ge uw gebeden voortzetten. Bid de vaste gebeden
voor en na de communie en nodig de Heilige Maagd samen met alle engelen en
heiligen uit om de goede God namens u te danken. Blijf na de Mis nog even
bidden om God te vragen dat Hij u moge helpen bij de uitvoering van uw goede
voornemens. Wanneer ge de kerk verlaat, moet ge onderweg niet blijven praten.
Denk liever aan het geluk dat ge Jezus Christus hebt mogen ontvangen, en ga
rechtstreeks naar huis.
Als
ge tussen de heilige diensten nog tijd over hebt, moet ge daar gebruik van
maken om wat goede lectuur ter hand te nemen of een bezoek te brengen aan het
H. Sacrament en God te danken voor de genade die Hij u ’s morgens geschonken
heeft. Houd u zo min mogelijk bezig met de dingen van deze wereld. Ge moet
integendeel zó streng over al uw gedachten, woorden en handelingen waken, dat
Gods genade voor altijd bij u blijft.
Uit: De Preken van de heilige
pastoor van Ars. Jean-Baptiste Marie Vianny,
Uitg.: Lannoo nv, Tielt 1991,
blz.: 163, 164 en 165.
Donderdag, dag van de H. Eucharistie 2
In weerwil van alles geloven in het geroepen-zijn
Twee
pelgrims op weg naar Compostella de Santiago betraden op het einde van de
morgen een kleine kerk in Noord-Frankrijk, juist op het moment dat de H.Mis
bezig was.
Er
was niemand aanwezig, niemand van het dorp zelf, niemand die ook onderweg was;
de pastoor stond alleen achter het altaar.
Een
van de pelgrims vroeg zich af hoe het mogelijk was dat deze priester de H.Mis
kon opdragen terwijl, afgezien van henzelf als toevallige voorbijganger,
niemand maar ook niemand het de moeite waard achtte de H.Mis mee te vieren.
Die
vraag legt hij na de H.Mis aan de priester voor waarop het antwoord komt: “Het
teken is gesteld”….
Donderdag, dag van de H. Eucharistie 1
In
de geschiedenis van de Kerk en ook heilseconomisch gezien heeft de donderdag
een bijzonder karakter: het is de dag van het Laatste Avondmaal, de dag van de
Instelling van de H. Eucharistie.
De donderdag na Pinksteren werd door paus
Urbanus IV in 1264 als hoogfeest van het ‘Corpus Domini’ ingesteld als een
verplicht feest voor heel de Kerk. Deze paus deed eerder als aartsdiaken
Jacques Pantaléon de Troyes dienst in het Bisdom Luik. Hij had de H. Juliana
de Cornillon, mystica, + 1258, die
middels een visioen werd geroepen de devotie tot het H. Sacrament te
bevorderen, gekend en werd eveneens voor dit feest gewonnen.
Het officieformulier van de donderdag - feria quinta - in het Romeinse brevier
refereerde regelmatig aan de H. Eucharistie en ook in Liturgia Horarum, het postconciliaire Getijdengebed, vindt men in
de Preces gebedsintenties die betrekking hebben op het leven vanuit de H.
Eucharistie en op het ambt en leven van de priesters. Door het woord van de
Heer Jezus tijdens het Laatste Avondmaal ‘Doet dit ter gedachtenis aan Mij’
heeft Hij de Apostelen, hun opvolgers en hen die daartoe de heilige wijding
ontvangen bestemd om het H. Offer op te dragen.
dinsdag 25 oktober 2016
Kardinaal Newman - Wat wij zien, is niet de diepste werkelijkheid.
Uit de preken van John Henry Newman († 1890)
De kerk, de woonstede van God in de Geest.
Onze
Heer Jezus Christus heeft na zijn dood op het kruis voor onze zonden en
na zijn hemelvaart, de wereld niet achtergelaten zoals Hij haar had
aangetroffen, maar Hij schonk haar zijn zegenende aanwezigheid. Hij liet
in de wereld iets achter wat er vroeger niet was: een intieme plaats om
te genieten van het geloof en de liefde, overal waar men zich bevindt,
ondanks de wereld die ons omringt. ‘Een woonstede van God in de Geest’ (Ef. 2, 22).
Dit is de kerk van God, het ware huis van zijn blijvende zorg, zijn
eigen hemels hof waar Hij woont, omringd door heiligen en engelen, een
huis waar Hij ons binnenleidt als nieuwe mensen, herboren in de Geest,
en waar wij de uiterlijke wereld en zijn vele zorgen vergeten.
Ook de joden hadden zulk een
toevluchtsoord, hun eigen materiële tempel, die wijken moest voor de
tempel die Christus ons bereidde. Die tempel, gebouwd op de berg Sion,
majestueus als het paleis van een koning, was een oord van aanbidding
voor vrome mensen, een ontvangstplaats, een toevlucht voor de wereld met
zijn lijden en angsten, een voorsmaak van Gods tegenwoordigheid. Geen
wonder dat David er met zulke intieme gevoelens over spreekt en er met
droefheid en heimwee aan terugdenkt als hij ver van de tempel vertoeft.
‘Hoe lief is mij uw woning, Heer der hemelmachten, mijn ziel verlangt en
hunkert naar uw heiligdom. Mijn hart en heel mijn wezen gaan juichend
uit naar U, de God die leeft... Gelukkig zij, die wonen in uw huis, o
Heer, die U daar altijd mogen prijzen... Voor mij is één dag in uw
voorhof beter dan elders duizend dagen. Veel liever sta ik op de drempel
van Gods huis, dan dat ik gast ben in de tent van zondaars’ (Ps. 84 (83), 2.3.5.11).
De joodse tempel was aan een
plaats gebonden. Hij kon niet een huis zijn voor de gehele wereld, zelfs
niet voor een gehele natie, alleen voor enkele uitverkorenen uit de
menigte. De tempel echter die Christus ons gaf, is een onzichtbare en
geestelijke verblijfplaats van God, toegankelijk voor alle mensen. De
Heer zegt: ‘De komst van het rijk Gods kunt ge niet waarnemen. Men kan
niet zeggen: kijk, hier is het of daar is het. Want het rijk Gods is
midden onder u’ (Lc. 17, 20-21). En tot de Samaritaanse vrouw
zegt Hij: ‘Er zal een uur komen, ja het is er al, dat de ware aanbidders
de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid. God is Geest, en wie
Hem aanbidden, moeten Hem in geest en waarheid aanbidden’ (Joh. 4, 23-24).
‘In geest en waarheid’:
alleen als zijn tegenwoordigheid onzichtbaar is, kan zij werkelijk zijn.
Wat wij zien is niet de diepste werkelijkheid. Wat aan het stof
gebonden is, gaat ook aan het stof te gronde. Wat in de tijd verloopt,
gaat met de tijd verloren. Wat aan één plaats gebonden is, is slechts
voor weinigen toegankelijk. Maar de christelijke tempel is overal waar
christenen samen zijn in Christus’ naam.
Wij kunnen er binnentreden en
onze plaats innemen in de gemeenschap van de heiligen, Gods hemelse
familie, even werkelijk als de joodse aanbidders binnentraden in de
voorhoven van de tempel. Wat de zichtbare tempel was voor de joden, dit -
en nog veel meer - is het koninkrijk der hemelen voor ons. Dit is onze
toevlucht en onze bescherming. Het bewaart ons voor de wereld.
Inleiding bij de Votiefmis van de Verrijzenis vandaag
Kerk-zijn is ook het lijden dat de
Kerk onvermijdelijk tekent: meedragen.
Dat betekent trouw zijn aan de
boodschap van de Heer en aan zijn Lijden, Dood en Verrijzenis.
De eerste geloofsbelijdenis was:
“Hij is verrezen, de Heer leeft!”
Als wij die Verrijzenis bezingen in
de Paasnacht, klinkt in alle duisternis: “Lumen Christi!”
Als het Licht van Christus
doorbreekt zullen alle werken van het kwaad worden afgewezen.
In die kracht verrichtten de Apostelen
wonderen van genezing en herkende Maria Magdalena na enig aarzelen haar Heer.
Het verrijzenisleven is van een
heel andere orde, dan wij ons - soms met
al te menselijke beelden – voorstellen.
Geloven in de Verrijzenis en het
eeuwige leven vraagt dat wij het verbond van God, in al zijn rijkdom en diepte
trouw zijn en steeds opnieuw beleven.
Met ons Doopsel is het nieuwe leven
in Christus aangebroken.
In iedere Eucharistie wordt deze
realiteit verdiept en gevoed, door het woord van de Heer en door zijn aanwezigheid
in zijn Lichaam en Bloed.
Christus nodigt ons uit binnen te
treden in zijn Leven.
Vragen wij oprecht om vergeving
zodat we daartoe waardig zijn.
zondag 23 oktober 2016
St. Augustine of Hippo
St. Augustine of Hippo is the patron of brewers because of his conversion from a former life of loose living, which included parties, entertainment, and worldly ambitions. His complete turnaround and
conversion has been an inspiration to many who struggle with a particular vice or habit they long to break.
This famous son of St. Monica was born in Africa and spent many years of his life in wicked living and in false beliefs. Though he was one of the most intelligent men who ever lived and though he had been brought up a Christian, his sins of impurity and his pride darkened his mind so much, that he could not see or understand the Divine Truth anymore. Through the prayers of his holy mother and the marvelous preaching of St. Ambrose, Augustine finally became convinced that Christianity was the one true religion.
Yet he did not become a Christian then, because he thought he could never live a pure life. One day, however, he heard about two men who had suddenly been converted on reading the life of St. Antony, and he felt terrible ashamed of himself. "What are we doing?" he cried to his friend Alipius. "Unlearned people are taking Heaven by force, while we, with all our knowledge, are so cowardly that we keep rolling around in the mud of our sins!"
Full of bitter sorrow, Augustine flung himself out into the garden and cried out to God, "How long more, O Lord? Why does not this hour put an end to my sins?" Just then he heard a child singing, "Take up and read!" Thinking that God intended him to hear those words, he picked up the book of the Letters of St. Paul, and read the first passage his gaze fell on. It was just what Augustine needed,
for in it, St. Paul says to put away all impurity and to live in imitation of Jesus. That did it! From then on, Augustine began a new life.
He was baptized, became a priest, a bishop, a famous Catholic writer, Founder of religious priests, and one of the greatest saints that ever lived. He became very devout and charitable, too. On the wall of his room he had the following sentence written in large letters: "Here we do not speak evil of anyone." St. Augustine overcame strong heresies, practiced great poverty and supported the poor, preached very often and prayed with great fervor right up until his death. "Too late have I loved You!" he once cried to God, but with his holy life he certainly made up for the sins he committed before his conversion. His feast day is August 28th.
conversion has been an inspiration to many who struggle with a particular vice or habit they long to break.
This famous son of St. Monica was born in Africa and spent many years of his life in wicked living and in false beliefs. Though he was one of the most intelligent men who ever lived and though he had been brought up a Christian, his sins of impurity and his pride darkened his mind so much, that he could not see or understand the Divine Truth anymore. Through the prayers of his holy mother and the marvelous preaching of St. Ambrose, Augustine finally became convinced that Christianity was the one true religion.
Yet he did not become a Christian then, because he thought he could never live a pure life. One day, however, he heard about two men who had suddenly been converted on reading the life of St. Antony, and he felt terrible ashamed of himself. "What are we doing?" he cried to his friend Alipius. "Unlearned people are taking Heaven by force, while we, with all our knowledge, are so cowardly that we keep rolling around in the mud of our sins!"
Full of bitter sorrow, Augustine flung himself out into the garden and cried out to God, "How long more, O Lord? Why does not this hour put an end to my sins?" Just then he heard a child singing, "Take up and read!" Thinking that God intended him to hear those words, he picked up the book of the Letters of St. Paul, and read the first passage his gaze fell on. It was just what Augustine needed,
for in it, St. Paul says to put away all impurity and to live in imitation of Jesus. That did it! From then on, Augustine began a new life.
He was baptized, became a priest, a bishop, a famous Catholic writer, Founder of religious priests, and one of the greatest saints that ever lived. He became very devout and charitable, too. On the wall of his room he had the following sentence written in large letters: "Here we do not speak evil of anyone." St. Augustine overcame strong heresies, practiced great poverty and supported the poor, preached very often and prayed with great fervor right up until his death. "Too late have I loved You!" he once cried to God, but with his holy life he certainly made up for the sins he committed before his conversion. His feast day is August 28th.
De Heer is een rechtvaardige God
De Heer is een rechtvaardige God,
Hij kent geen aanzien des persoons.
Hij is niet partijdig tegen de arme,
Hij luistert naar het geween der
verdrukten;
Hij wijst het zuchten der wezen niet af,
noch dat van de weduwe als ze blijft
klagen.
Haar klagen zal genade vinden
en haar smeken dringt door de wolken
heen;
Het schreien van de verdrukte dringt
door de wolken heen,
en rust niet voordat het God heeft
bereikt;
Het wijkt niet totdat de Almachtige er
op neerziet,
en de rechtvaardige Rechter recht heeft
verschaft.
Uit het Boek Ecclesiasticus, 35,12-14.16-18
zaterdag 22 oktober 2016
Christus met het kruis
Nicolaas Tzafouris, Christus met het kruis. XVe eeuw.
Olieverf op hout, 69 x 54 cm.
Metropolitaans
Museum, New York.
In die tijd zei Jezus tot het volk: ’s Avonds zegt ge:
Het wordt mooi weer, want de hemel is rood. En bij zonsopgang: Vandaag komt er
storm, want het rood van de hemel ziet er onheilspellend uit! Dus het aanzien
van de hemel weet ge wel te beoordelen; kunt ge het met de tekenen van de tijd dan
niet?” (Mt 16,2-3)
Het grootste teken dat
Jezus ons heeft gegeven is dat van zijn Lijden, Dood en Verrijzenis. De
bovenstaande icoon presenteert ons Jezus, die, bewaakt door soldaten, zijn
kruis draagt. De schilder, Nicolaas Tzafouris, leefde en werkte in de stad
Candia, op het eiland Kreta, tweede helft van de 15e eeuw. Zijn stijl is een combinatie van Griekse,
Latijnse en ook Italiaanse elementen (bijvoorbeeld de wapenrusting van de
legeroverste).
donderdag 20 oktober 2016
Sint Augustinus - God heeft medelijden met ons gehad.
Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)
God heeft medelijden met ons gehad.
Gelukkig
zijn wij, als wij ook doen wat wij horen en zingen. Horen staat gelijk
met zaaien, doen is de vrucht die uit het zaad voortkomt. Dit
vooropgesteld, zou ik U, geliefden, willen aansporen om niet vruchteloos
de kerk binnen te gaan; dit is het geval wanneer gij zoveel goeds hoort
en niets ervan in praktijk brengt. Want ‘aan Gods genade dankt gij uw
heil - zoals de Apostel zegt - niet aan uw prestaties; niemand mag zich
verhovaardigen’ (Ef. 2, 8-9). Ja, aan Gods genade dankt gij uw
heil. Aan onze redding is immers niet een goed leven voorafgegaan dat
Gods goedkeuring zou hebben gehad en dat Hem zou hebben bewogen om te
zeggen: laten wij deze mensen te hulp komen, laten wij hen helpen in hun
nood, want zij leiden een verdienstelijk leven. Integendeel, ons leven
was Hem niet welgevallig, alles wat wij deden, beviel Hem niet. Maar wat
Hijzelf in ons heeft gedaan, beviel Hem wel. Daarom zal Hij veroordelen
wat wij hebben gedaan en zal Hij redden wat Hijzelf tot stand heeft
gebracht. Hij zal de slechte daden van mensen veroordelen, maar de
mensen zelf redden.
Wij waren dus geen goede
mensen. God heeft medelijden met ons gehad en zijn Zoon gezonden die
moest sterven, niet voor de goeden maar voor de slechten, niet voor de
rechtvaardigen maar voor de goddelozen. Want er staat geschreven:
‘Christus is voor de goddelozen gestorven’ (Rom. 5, 6). En wat
volgt hierna? ‘Men zal niet licht iemand vinden die zijn leven geeft
voor een rechtvaardige, al zou misschien iemand in een bepaald geval dit
van zich kunnen verkrijgen’ (Rom. 5, 7). Misschien kan men
iemand vinden die het van zich verkrijgt voor een goede mens te sterven.
Maar wie zou willen sterven voor een onrechtvaardige, voor een
goddeloze, voor een misdadiger? Wie anders dan Christus alleen, Hij die
zo gerechtig is dat Hij zelfs de ongerechtigen rechtvaardigt?
Wij hadden dus, broeders en
zusters, geen goede werken, geen enkel, maar al onze werken waren
slecht. Ofschoon de daden van de mensen slecht waren, heeft God in zijn
barmhartigheid de mensen niet in de steek gelaten. God heeft zijn Zoon
gezonden om ons te verlossen, niet met goud of zilver maar door het
kostbaar bloed van Christus (vgl. 1 Petr. 1, 18-19). Hij is het
lam zonder vlek dat ter slachtbank is geleid voor de bevlekte schapen.
Wat zeg ik: bevlekte? Waren zij maar bevlekt en niet geheel en al
besmet! Wij hebben dus deze genade ontvangen. Laten wij een leven leiden
dat hiermee in overeenstemming is, om aan zo’n grote genade geen
onrecht te doen. Zo’n groot geneesheer heeft ons bezocht en bevrijd van
al onze zonden. Als wij opnieuw ziek willen worden, zijn wij niet alleen
schadelijk voor onszelf, maar zijn wij ook ondankbaar ten opzichte van
de geneesheer.
Laten wij dan zijn wegen
volgen, de wegen die Christus ons heeft gewezen. Laten wij vóór alles de
weg volgen van de nederigheid: Hij is zelf voor ons die weg geworden.
Hij heeft ons immers de weg van de nederigheid gewezen door zijn leer,
en Hij heeft die weg gebaand door zijn lijden voor ons. Zelf kon Hij
niet sterven, maar om voor ons te sterven ‘is het Woord vlees geworden
en heeft onder ons gewoond’ (Joh. 1, 14). De Onsterfelijke heeft de sterfelijkheid aangenomen om voor ons te kunnen sterven en om door zijn dood onze dood te doden.
Dat heeft de Heer gedaan, dat
heeft Hij ons geschonken. Hij die groot is, heeft zich vernederd; Hij
die zich heeft vernederd, is gedood; Hij die gedood is, is verrezen en
hoogverheven. Dit alles had tot doel: ons niet als doden achter te laten
in het dodenrijk, maar ons in zijn eigen persoon te verheffen bij de
opstanding van de doden. Nu reeds heeft de Heer ons verheven door het
geloof en de belijdenis waardoor wij gerechtvaardigd zijn. Hij heeft ons
dus de weg van de nederigheid geleerd. Als wij deze blijven volgen,
belijden wij de Heer en zingen wij terecht: ‘Wij zullen U belijden, God,
ja, belijden en uw Naam aanroepen’ (Ps. 75 (74), 2-Vet. Lat.).
dinsdag 18 oktober 2016
zondag 16 oktober 2016
In Pace
Bij het overlijden van een kind
dat in zijn 8e levensjaar,
slechts enkele maanden na zijn Eerste H. Communie,
de stem van de Heer hoorde en zonder dralen uit dit aardse
leven
is heengegaan naar het hemel gastmaal.
Blij en opgewekt leidde hij zijn jonge leven, ondanks zijn
jeugd
zocht hij welbewust en overtuigd naar God, en hij was als te
goed voor deze aarde.
Het was met hem als met de sterren, waarvan de profeet
spreekt:
“De sterren flonkerden op hun post en straalden van vreugde:
Zij werden geroepen en zeiden: Hier zijn wij: en zij
lichtten vol vreugde voor Hem,”
die hen geschapen heeft, in de hemelse glorie.
Zo wijst hij ons de weg naar God, de weg van het kindschap.
Moge zijn opgang naar de hemel ons de weg naar God bereiden:
mogen wij met de Engelen en de kinderen trouw bevonden
worden
om de Overwinnaar van de dood te kunnen toezingen:
Lof en eer zij U voor eeuwig.
Abonneren op:
Posts (Atom)