H. Gregorius van
Nazianze, bisschop:
Christus wordt verlicht, mogen wij tegelijk
verlicht worden. Christus wordt gedoopt, laten wij tegelijk afdalen om ook
tegelijk op te stijgen.
Johannes doopt. Jezus treedt toe, misschien wel om
ook hem, door wie Hij gedoopt wordt, te heiligen; maar zonder twijfel echter om
geheel de oude Adam in het water te begraven. Vóór onze tijd en om ons heiligt
Hij de Jordaan, om, zoals Hij geest en vlees was, ook ons zo door Geest en
water in te wijden.
De Doper weigert, Jezus dringt aan. Dan zegt de
lamp tot de Zon, de stem tot het Woord, de vriend tot de Bruidegom: ik moet door U gedoopt worden. Zo
spreekt de grootste, die uit vrouwen is geboren, tot de Eerstgeborene van de
hele schepping; hij, die in de moederschoot reeds voor Hem uit danst, tot Hem
die al in de schoot was aanbeden; de voorloper en die voorop zal gaan, tot Hem,
die verschenen was en zal verschijnen. Ik
moet door U gedoopt worden. Voeg hieraan toe: in Uw plaats. Want hij had
begrepen dat hij zelf door het martelaarschap zou worden gedoopt of, zoals
Petrus, niet alleen maar aan zijn voeten gezuiverd zou worden.
Maar ook stijgt Jezus uit het water weer op. Want
met Zichzelf heft Hij ook de aarde op in de hoogte. En de hemelen – die Adam
voor zich en zijn nakomelingen gesloten had, zoals ook het paradijs door een
vlammend zwaard, - ziet Hij nu uiteen splijten en zich openen.
En de Geest getuigt over de Godheid, want Hij komt
zonder twijfel tot zijn Gelijke. En een stem klinkt uit de hemel; - daar kwam
Hij immers vandaan, - er werd een getuigenis over Hem gegeven; en de Geest was
als een duif, want Hij eert het lichaam, aangezien dit ook door de
vergoddelijking God is, ofschoon op lichamelijke wijze gezien. En ook vele
eeuwen daarvóór had Hij als een duif het einde van de zondvloed aangekondigd.
Laten wij dan vandaag de Doop van Christus vereren
en dit feest vieren zoals het betaamt.
Moogt ge geheel rein zijn en gereinigd worden. In
niets toch stelt God zulk een behagen als in de bekering en het heil van de
mens, voor wie al zijn woorden en mysteries dienen. Om als lichten te worden in
de wereld, een levenskracht voor de andere mensen, waardoor ge als volmaakte
lichten dichter bij dat grote licht staat, moet ge u laten bestralen door de
glans van dat licht, dat in de hemel is, nog zuiverder en helderder verlicht
door de Drieëenheid, van Wie ge nu in mindere mate een straaltje, uit die ene
Godheid voortkomend, hebt ontvangen in Christus Jezus, onze Heer, aan Wie de
glorie en de heerschappij in de eeuwen der eeuwen. Amen.
(Oratio 39 in sancta Lumina, 14-16. 20:
PG 36, 350-351. 354. 358-359)