Uit
de Brief aan de Korinthiërs, van de H. Clemens, paus.
Wie kan de band beschrijven
van de liefde Gods?
Wie de liefde tot Christus bezit moet de geboden van
Christus onderhouden. Wie kan de band
beschrijven van de liefde
Gods? Wie de glans van haar schoonheid verhalen? De hoogte, waartoe de
liefde verheft, is niet te beschrijven. De liefde hecht ons aan God, de liefde bedekt een menigte van zonden, de
liefde verdraagt alles, neemt alles geduldig op. In de liefde is niets laags,
geen hoogmoed; de liefde kent geen verdeeldheid, de liefde beweegt niet tot
opstandigheid, de liefde doet alles in eendracht. Alle uitverkorenen Gods zijn
in de liefde volmaakt, zonder de liefde is niets aangenaam aan God. In de
liefde heeft de Heer ons tot Zich genomen: om de liefde van Onze Heer Jezus
Christus jegens ons heeft Hij door Gods wil zijn Bloed voor ons gegeven, zich
Lichaam voor ons lichaam en zijn Ziel voor onze zielen.
Ge ziet, mijn geliefden, hoe groot en bewonderenswaardig de liefde is, en
dat men haar volmaaktheid niet kan beschrijven. Wie is waardig in haar bevonden
te worden dan zij alleen, die God daar waardig voor achtte? Bidden en smeken
wij daarom zijn barmhartigheid af, dat wij in de liefde bevonden worden zonder
enige menselijke neiging, onberispelijk. Alle geslachten van Adam af tot op
onze tijd zijn verdwenen, zij echter, die door Gods genade in de liefde volmaakt
zijn geworden zullen hun plaats krijgen onder de vromen en bij de verschijning
van Christus’ Rijk bekend gemaakt worden. Want er staat geschreven: Treedt uw woonvertrek binnen, verberg u nog
een korte tijd tot mijn gramschap voorbij is: Ik zal Mij uw goede dagen
herinneren en u opwekken uit uw graven.
Zalig zijn wij, mijn geliefden, als wij de voorschriften van de Heer in de
eenheid van de liefde hebben volbracht, opdat door de liefde onze zonden worden
vergeven. Want er staat geschreven:
Gelukkig hij, wier misdaden zijn vergeven, wier zonden zijn bedekt; gelukkig de
mens, aan wie Jahweh geen zonde meer zal
aanrekenen in wiens geest geen onoprechtheid meer woont. Deze zaligspreking
slaat op hen die door middel van Onze Heer Jezus Christus door God zijn
uitverkoren; aan Wie de glorie is in de eeuwen der eeuwen. Amen.
(Nn. 49-50: Funk 123-125)