Jesaja 62, 1-5
1 Korintiërs
12, 4-11
Johannes 2, 1-11
Bij het feest van Epifanie, dat
wil zeggen van Jezus’ openbaring en bekendmaking aan de wereld, behoren drie
verhalen: de Magiërs, de Wijzen die namens de volkeren de Messias komen
bezoeken; de doop van Jezus in de rivier de
Jordaan waardoor Johannes hem aanwijst als Gods geliefde Zoon en als het
Lam van God; en het verhaal van de bruiloft te Kana waarbij de Messias zich als
de Bruidegom openbaart.
Vandaag laten we het stroomdal
van de rivier de Jordaan en de oever van het Meer van Gennesaret achter ons, en
gaan we het heuvelland van Galilea in. Daar ligt een dorpje met de bijzondere
naam Kana dat rijmt op Kanaan, zo een tien kilometer ten noorden van Nazaret.
Hier vindt een feest plaats, een bruiloft nog wel. En de vraag rijst: wie is in
het heilige Land de bruidegom en wie de bruid? Daarop geeft de eerste lezing
ons een ondubbelzinnig antwoord. De profeet Jesaja kan niet zwijgen, omwille
van Sion kan hij zich niet stilhouden (Jesaja 62,1). De bruid is Jeruzalem, en
in die naam wordt heel het volk, ja alle volkeren der aarde vertegenwoordigd.
En God, de HEER, is haar ware bruidegom, hij heeft haar niet in de steek
gelaten. Vandaag op de derde dag zoals Johannes ons vertelt – en niet in die
tijd zoals sommige lectionaria en liturgieboekejs willen – op de derde dag dus
komt het huwelijk van God met de mensen in een nieuwe fase, en die vernieuwing
is messiaans. De goddelijke bruidegom wandelt onder ons mensen rond, Jezus de
Messias is daar. Op het feest in Kana komt hij met zijn vijf leerlingen die
zich op de eerste en tweede dag bij Hem hebben aangesloten. Zoals een joodse
bruidegom destijds begeleid werd door vijf bruidsjonkers die symbool staan voor
Israël, vijf als het getal van de Wet. Het zijn Andreas en de naamloze leerling
die later als de geliefde wordt geïndentificeerd, als derde Simon Petrus, en
als vierde en vijfde Filippus en Natanaël. Zij vertegenwoordigen symbolisch het
herstelde en weer rond Jezus verenigde
Israël, maar niet zonder zijn Moeder. Ook zij is van de partij! Je zou je
kunnen afvragen: hebben ze een uitnodiging gehad of is Maria of een van de leerlingen
soms familie van de bruidegom of de bruid? Verschijnen ze in hun beste kleren (zie
Matteüs 22, 11-12) en hebben ze geschenk bij zich voor het bruidspaar? We weten
het niet en er wordt ons ook niets over meegedeeld. Wat vaststaat, is dat naar
aloude Joodse opvattingen de nieuwe tijd wordt ingeluid door de Messias als de
grote Wijnschenker; hij zal ons de wijn aanbieden in plaats van water. In een
Joods gebed wordt de vraag: hoe God ons eens voor al zal troosten, aldus
beantwoord: “Het zal zijn met de wijn die U, God, voor ons bewaard hebt vanaf
de 6de dag der schepping. Onversneden wijn zult Gij ons schenken.”
Zonder de Messias is er geen troost, geen, vreugde, geen wijn. Maria is het die dit gemis ter sprake brengt.
Door Jezus wordt ze met vrouw aangesproken. Dit klinkt ons onaangenaam in de oren. Maar
deze aanspraak is in het Grieks/Aramees net zo ongewoon als in het Nederlands. 1)
Maar het gaat de evangelist niet om beleefdheidsformules, laat staan om de Moeder
van Jezus te schofferen. Het is een
gesprek tussen Jezus als de nieuwe Adam, en Maria als vertegenwoordigster van
een nieuw slag mensen, als de Eva van het messiaanse tijdperk. Haar rol is
bepalend in de kring der leerlingen en haar advies luidt: “Doe wat Hij u zeggen
zal”. Het zijn haar woorden die hulpbisschop Mgr. Jan Hendriks tot zijn devies
heeft gemaakt toen hij tot bisschop werd gewijd: Doe wat Hij u zeggen zal. Zes
kruiken tot de randgevuld met elk zo een 600 liter water – denk aan de zes maten
gerst uit het boek Ruth – zullen de gedrukte feeststemming doen omslaan in een
ware paasvreugde, toen eveneens op de derde dag dood in leven veranderde, de
gestorven Jezus opstond als de verrezen Heer.
Het gaat vandaag niet zozeer om
een verslag over een wonder dat Jezus 2000 jaar geleden heeft voltrokken, om
ons te zeggen: kijk toch eens waartoe Hj allemaal in staat is. De evangelist
spreekt over een teken: het gaat om de diepere zin achter de feiten, een zin
die ook geldt voor ons mensen nu. Om de betekenis achter de woorden, om de
rijke symboliek, de diepere gelaagdheid die doorklinkt tussen de regels. Ik heb
al gewezen op de tijdsaanduiding: de derde dag als verwijzing naar het
paasfeest; op de vijf leerlingen als vertegenwoordigers van de Tora, van het
nieuwe Israël; op Jezus en Maria als de nieuwe Adam en Eva; op de bruiloft als
beeld van het huwelijk dat God met ons mensen sluit, en op de wijn die het
Messiaanse tijdperk inluidt. Rest ons nog iets te zeggen over het getal van de
kruiken, zes stuks. Dat is het getal van ‘nog net niet’. Zeven is het
voleindingsgetal, het symbool van de volheid. Wanneer zal de zevende ter sprake
komen? De oude kerkvaders zeggen: op Golgota toen Jezus de zure wijn te drinken
kreeg en Hij sprak: “Het is volbracht” (Johannes 19,29). Maar ook op het
pinksterfeest toen Maria en de leerlingen bijeen waren en zij de heilige Geest
ontvingen, en het was alsof ze ‘vol van zoete wijn waren’ (Handelingen
2,13).
Voor ons geldt nog steeds de aansporing van Maria: doe wat Hij
je zeggen zal. Sta klaar om Hem als de bruidegom te volgen, Jezus, Messias, de
nieuwe mens. Ik wil besluiten met een strofe uit het lied van vandaag:
In Kana was
de vloed geweken
het vuur
bedolven onder as
toen zei de
vlam in ieders beker
Wie er de
ware wijnstok was. Amen.
Alfons
Jaakke, pr.
Noot 1. Zie discussie in de WV 1994 p1521-22 met
kanttekening bij 2,4. En WVHerzien 1995 p1574 met kanttekening bij 2,4. Ook nog
Matteüs 15,28; Johannes 4,21; Johannes 8,10; 19,26; 20,13 en 15. Eenzelfde
soort aanspraak is het woord dochter.
Matteüs 9,22; Marcus 5,34; Lucas 8,48. Zie wat de theoloog en exegeet Naastepad
† hierover te zeggen heeft (Menswording, uitleg van het evangelie van Marcus,
p126-127). Mijns inziens moeten de aanspraakformules van vrouw en dochter dus behouden
blijven als tekstkenmerken van de evangelies.