zondag 17 januari 2016

Overweging Tweede zondag door het jaar [C] Bruiloft te Kana

 
  
Jesaja 62, 1-5     
1 Korintiërs 12, 4-11
Johannes 2, 1-11

Bij het feest van Epifanie, dat wil zeggen van Jezus’ openbaring en bekendmaking aan de wereld, behoren drie verhalen: de Magiërs, de Wijzen die namens de volkeren de Messias komen bezoeken; de doop van Jezus in de rivier de  Jordaan waardoor Johannes hem aanwijst als Gods geliefde Zoon en als het Lam van God; en het verhaal van de bruiloft te Kana waarbij de Messias zich als de Bruidegom openbaart.
Vandaag laten we het stroomdal van de rivier de Jordaan en de oever van het Meer van Gennesaret achter ons, en gaan we het heuvelland van Galilea in. Daar ligt een dorpje met de bijzondere naam Kana dat rijmt op Kanaan, zo een tien kilometer ten noorden van Nazaret. Hier vindt een feest plaats, een bruiloft nog wel. En de vraag rijst: wie is in het heilige Land de bruidegom en wie de bruid? Daarop geeft de eerste lezing ons een ondubbelzinnig antwoord. De profeet Jesaja kan niet zwijgen, omwille van Sion kan hij zich niet stilhouden (Jesaja 62,1). De bruid is Jeruzalem, en in die naam wordt heel het volk, ja alle volkeren der aarde vertegenwoordigd. En God, de HEER, is haar ware bruidegom, hij heeft haar niet in de steek gelaten. Vandaag op de derde dag zoals Johannes ons vertelt – en niet in die tijd zoals sommige lectionaria en liturgieboekejs willen – op de derde dag dus komt het huwelijk van God met de mensen in een nieuwe fase, en die vernieuwing is messiaans. De goddelijke bruidegom wandelt onder ons mensen rond, Jezus de Messias is daar. Op het feest in Kana komt hij met zijn vijf leerlingen die zich op de eerste en tweede dag bij Hem hebben aangesloten. Zoals een joodse bruidegom destijds begeleid werd door vijf bruidsjonkers die symbool staan voor Israël, vijf als het getal van de Wet. Het zijn Andreas en de naamloze leerling die later als de geliefde wordt geïndentificeerd, als derde Simon Petrus, en als vierde en vijfde Filippus en Natanaël. Zij vertegenwoordigen symbolisch het  herstelde en weer rond Jezus verenigde Israël, maar niet zonder zijn Moeder. Ook zij is van de partij! Je zou je kunnen afvragen: hebben ze een uitnodiging gehad of is Maria of een van de leerlingen soms familie van de bruidegom of de bruid?  Verschijnen ze in hun beste kleren (zie Matteüs 22, 11-12) en hebben ze geschenk bij zich voor het bruidspaar? We weten het niet en er wordt ons ook niets over meegedeeld. Wat vaststaat, is dat naar aloude Joodse opvattingen de nieuwe tijd wordt ingeluid door de Messias als de grote Wijnschenker; hij zal ons de wijn aanbieden in plaats van water. In een Joods gebed wordt de vraag: hoe God ons eens voor al zal troosten, aldus beantwoord: “Het zal zijn met de wijn die U, God, voor ons bewaard hebt vanaf de 6de dag der schepping. Onversneden wijn zult Gij ons schenken.” Zonder de Messias is er geen troost, geen, vreugde, geen wijn.  Maria is het die dit gemis ter sprake brengt. Door Jezus wordt ze met vrouw aangesproken.    Dit klinkt ons onaangenaam in de oren. Maar deze aanspraak is in het Grieks/Aramees net zo ongewoon als in het Nederlands. 1) Maar het gaat de evangelist niet om beleefdheidsformules, laat staan om de Moeder van Jezus te schofferen.  Het is een gesprek tussen Jezus als de nieuwe Adam, en Maria als vertegenwoordigster van een nieuw slag mensen, als de Eva van het messiaanse tijdperk. Haar rol is bepalend in de kring der leerlingen en haar advies luidt: “Doe wat Hij u zeggen zal”. Het zijn haar woorden die hulpbisschop Mgr. Jan Hendriks tot zijn devies heeft gemaakt toen hij tot bisschop werd gewijd: Doe wat Hij u zeggen zal. Zes kruiken tot de randgevuld met elk zo een 600 liter water – denk aan de zes maten gerst uit het boek Ruth – zullen de gedrukte feeststemming doen omslaan in een ware paasvreugde, toen eveneens op de derde dag dood in leven veranderde, de gestorven Jezus opstond als de verrezen Heer.
Het gaat vandaag niet zozeer om een verslag over een wonder dat Jezus 2000 jaar geleden heeft voltrokken, om ons te zeggen: kijk toch eens waartoe Hj allemaal in staat is. De evangelist spreekt over een teken: het gaat om de diepere zin achter de feiten, een zin die ook geldt voor ons mensen nu. Om de betekenis achter de woorden, om de rijke symboliek, de diepere gelaagdheid die doorklinkt tussen de regels. Ik heb al gewezen op de tijdsaanduiding: de derde dag als verwijzing naar het paasfeest; op de vijf leerlingen als vertegenwoordigers van de Tora, van het nieuwe Israël; op Jezus en Maria als de nieuwe Adam en Eva; op de bruiloft als beeld van het huwelijk dat God met ons mensen sluit, en op de wijn die het Messiaanse tijdperk inluidt. Rest ons nog iets te zeggen over het getal van de kruiken, zes stuks. Dat is het getal van ‘nog net niet’. Zeven is het voleindingsgetal, het symbool van de volheid. Wanneer zal de zevende ter sprake komen? De oude kerkvaders zeggen: op Golgota toen Jezus de zure wijn te drinken kreeg en Hij sprak: “Het is volbracht” (Johannes 19,29). Maar ook op het pinksterfeest toen Maria en de leerlingen bijeen waren en zij de heilige Geest ontvingen, en het was alsof ze ‘vol van zoete wijn waren’ (Handelingen 2,13). 
Voor ons geldt nog steeds de aansporing van Maria: doe wat Hij je zeggen zal. Sta klaar om Hem als de bruidegom te volgen, Jezus, Messias, de nieuwe mens. Ik wil besluiten met een strofe uit  het lied van vandaag:
In Kana was de vloed geweken
het vuur bedolven onder as
toen zei de vlam in ieders beker
Wie er de ware wijnstok was. Amen.

Alfons Jaakke, pr.


Noot 1. Zie discussie in de WV 1994 p1521-22 met kanttekening bij 2,4. En WVHerzien 1995 p1574 met kanttekening bij 2,4. Ook nog Matteüs 15,28; Johannes 4,21; Johannes 8,10; 19,26; 20,13 en 15. Eenzelfde soort aanspraak is het woord dochter. Matteüs 9,22; Marcus 5,34; Lucas 8,48. Zie wat de theoloog en exegeet Naastepad † hierover te zeggen heeft (Menswording, uitleg van het evangelie van Marcus, p126-127). Mijns inziens moeten de aanspraakformules van vrouw en dochter dus behouden blijven als tekstkenmerken van de evangelies.