Lezingen van het Lezingenofficie
Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli
(1420-1497)
Eerste lezing
Uit het
Boek van de Openbaring van de H. Johannes, apostel
18,21 – 19, 10
De voorzegde bruiloft van het Lam
Toen tilde een sterke engel een steen zo groot als
een molensteen
op en smeet die in zee met de woorden: ‘Zo zal ook Babylon,
die grote stad, worden weggeslingerd; ze zal voorgoed verdwijnen. De
klank van lier
en zang, bazuin en fluit zal
in jou voorgoed verstommen, de bedrijvigheid van ieder ambacht zal in jou
voorgoed stilvallen. Het geluid van de molen
zal nooit meer in je klinken, het licht
van de lamp
nooit meer in je schijnen. Het feestgedruis rond bruid en bruidegom zal in jou
nooit meer te horen zijn. Eens waren je handelaars de groten der aarde, alle
volken bezweken voor je verleidende toverij. Maar ook
vloeide in deze stad het bloed van profeten en heiligen, van al
degenen die op aarde werden geslacht.’
Hierna hoorde ik in de hemel een geweldige
stem als van een grote menigte zeggen: ‘Halleluja! De redding, de eer en de
macht zijn van onze God, want zijn
vonnis is betrouwbaar en rechtvaardig.
Hij heeft immers de grote hoer,
die door haar ontucht de wereld in het verderf heeft gestort, veroordeeld en
het bloed van zijn dienaren op haar gewroken.’ Opnieuw
zeiden ze: ‘Halleluja! Haar rook stijgt op tot
in eeuwigheid.’ De vierentwintig oudsten en de vier
wezens wierpen zich neer voor God, die op de troon zit, en aanbaden hem met de
woorden: ‘Amen!
Halleluja!’ Vanaf
de troon klonk een stem, die zei: ‘Loof onze God! Laat al zijn dienaren die
ontzag voor hem hebben, jong en oud, hem loven!’
Toen hoorde ik iets als een stem van een
grote menigte, van geweldige watermassa’s en van krachtige donderslagen zeggen:
‘Halleluja! De Heer, onze God, de Almachtige,
heeft het koningschap op zich genomen. Laten we
blij zijn en jubelen, laten we hem de eer geven! Want de bruiloft van het Lam
is gekomen en zijn bruid staat klaar. Zij mag
zich kleden in zuiver, stralend linnen.’
Want dit linnen
staat voor al het goede dat gedaan is door de heiligen. Toen
zei hij tegen mij: ‘Schrijf op: “Gelukkig zijn zij die voor het bruiloftsmaal
van het Lam zijn uitgenodigd.” En hij vervolgde: ‘Wat God hier zegt, is
betrouwbaar.’ Ik wierp me aan zijn voeten neer
om hem te aanbidden, maar hij zei: ‘Doe dat niet! Ik ben een dienaar zoals jij
en zoals je broeders en zusters die van Jezus
getuigen. Je moet God aanbidden.’ Want getuigen van Jezus is profeteren.
Tweede lezing
Uit de preken van de H.
Maximus van Turijn, bisschop.
(Sermo 53, 1-2. 4: CCL 23, 214-216)
Christus is de dag
Door de verrijzenis van
Christus wordt de onderwereld geopend, door de nieuw gedoopten in de Kerk wordt
de aarde vernieuwd en door de H. Geest wordt de hemel ontsloten. Want de
geopende onderwereld geeft haar doden terug, de hernieuwde aarde brengt
verrijzenden voort en de ontsloten hemel neemt die opstijgenden op.
Tenslotte stijgt de goede
moordenaar op naar het paradijs, de lichamen der heiligen komen in de Heilige Stad,
doden worden weer levend en door een zekere werking bij de verrijzenis van
Christus verheffen alle elementen zich tot een hogere orde.
De onderwereld geeft wat ze
heeft aan de bovenwereld terug; de aarde zendt degenen, die ze begraven heeft,
naar de hemel; de hemel geleidt hen, die hij ontvangt, tot voor de Heer. Door
een en dezelfde werking verheft het lijden van de Verlosser hen vanuit de
diepten, doet hen opstaan van het aardse en plaatst hen in de hoogten.
Want de verrijzenis van
Christus is voor de overledenen het leven, voor de zondaars de vergiffenis,
voor de heiligen de glorie. Elk schepsel wordt tot het feest van de Verrijzenis
van Christus door de heilige profeet uitgenodigd. Want hij zegt, dat men op
deze dag, die de Heer gemaakt heeft, moet jubelen en zich verheugen.
Het licht van Christus is
een dan zonder nacht, een dag zonder einde. Maar dat die dag Christus zelf is,
zegt de Apostel: De nacht is voorbij, de dag breekt aan. Hij zegt: De nacht is
voorbij ze volgt niet, opdat ge zoudt begrijpen, dat bij het verschijnen van
Christus’ licht en duisternissen van de duivel worden verdreven en de donkerte
van de zonde niet meer volgt: dat de vroegere duisternissen door een blijvende
glans zijn verdreven en de misdaad niet meer kan binnensluipen.
De Zoon zelf toch is de dag,
aan Wie de Vader als de dag de verborgenheden van zijn Godheid schenkt. Ik zeg,
de dag is Hijzelf, die door Salomon zegt: Ik deed het blijvende licht aan de
hemel opgaan.
Zoals er dus geen sprake van
is, dat in de hemel op de dag een nacht zal volgen, zo zullen op Christus’
gerechtigheid geen duisternissen volgen van zonden. Want altijd schittert de
dag in de hemel, geeft daar licht en glans, en kan niet door enige duisternis
omsloten worden. Zo ook schittert altijd het licht van Christus, straalt en
glanst, en kan niet omhuld worden door een duisternis van boosheid. Vandaar dat
de Evangelist Johannes zegt: En het licht schijnt in de duisternis, en de
duisternis nam het niet aan.
Daarom, broeders, moeten wij
allen juichen op deze heilige dag. Niemand mag zich aan de algemene vreugde
onttrekken door het bewustzijn van zijn zonden. Niemand worde door de last van
zijn misdaden teruggehouden van het openbaar gebed! Want hoewel iemand zondaar
is, moet hij op deze dag niet wanhopen aan de vergiffenis, haar aanduiding is
immers niet gering. Want als de goede moordenaar het paradijs verdiende, waarom
zou dan de christen geen vergiffenis verdienen?