vrijdag 29 mei 2020

Regina cæli – de Maria-antifoon met de vier alleluia’s in de Paastijd


Regina cæli – de Maria-antifoon met de vier alleluia’s  in de Paastijd

Het “Regina cæli” (“Koningin des hemels”) is een van de vijf Maria-antifonen die in de Getijden worden gezongen ter afsluiting van de Completen.

Het gebruik na de Completen de dag te besluiten met een groet aan Maria gaat terug tot de 11e -12e eeuw toen onder invloed van de opbloei van de Christus- en Mariadevotie enkele nieuwe orden zoals die van de Karthuizers, Dominicanen, Carmelieten, Camalduenzen en Cisterciensers een mariale “kleur” aan hun spiritualiteit gaven.

Het einde van de dag, wanneer de nacht over de aarde neerdaalt, zo dacht men, was  bijzonder geschikt om aan het geheim van de Menswording van de Zoon van God uit de Maagd Maria te herinneren. Men wilde op hetzelfde uur waarop volgens een oude traditie God Maria door de Engel begroette, eveneens zelf de Moeder van de Verlosser groeten.
Men deed dit bij voorkeur met gezangen, waarvan alleen al de formulering aan de groet van de Engel herinnert.

Tekst

Regina cæli, laetare, alleluia
Quia quem meruisti portare, alleluia,
Resurrexit, sicut dixit, alleluia,
Ora pro nobis Deum, alleluia.

Vertaling

 Koningin des hemels, verheug u, alleluia.
Omdat Hij, die gij waardig geweest zijt te dragen, alleluia,
Verrezen is, zoals Hij gezegd heeft, alleluia,
Bid God voor ons, alleluia.

Oorsprong

De mensen uit de Middeleeuwen hadden een hoge achting voor de Maria-antifoon in de paastijd, het “Regina cæli”: velen meenden dat het gezang rechtstreeks uit de hemel was gekomen. In de veelgelezen, rond 1265 samengestelde “Legenda aurea” van de dominicaan Jacobus Voragine († 1298) vond de legendarische overlevering ingang, die de schijnbare hemelse oorsprong van de antifoon in de tijd van de heilige paus Gregorius de Grote († 604) plaatste. Paus Gregorius zou, zo verhaalt de “Legenda aurea”, met de bevolking van Rome een bidprocessie hebben gehouden om het einde van een epidemie af te smeken waaraan vele anderen, ook zijn voorganger waren gestorven. Men droeg in deze processie het beroemde, in de Maria Maggiore vereerde Mariabeeld “Salus populi Romani”, mee. Toen de processie in de buurt van het Mausoleum van Hadrianus (de “Engelenburcht”) de brug over de Tiber overtrok, hoorden de deelnemers aan de bidprocessie plotseling engelenstemmen die zongen:
“Regina cæli, laetare, alleluia
Quia quem meruisti portare, alleluia,
Resurrexit, sicut dixit, alleluia.”
Toen het engelenkoor na de derde alleluia verstomde zou paus Gregorius zelf de laatste regel “Ora pro nobis Deum, alleluia” hebben toegevoegd.

Het “Regina Cæli” is echter de meest recente van de vier Maria-antifonen en in werkelijkheid kan het “Regina cæli” in schriftelijke vorm worden herleid tot de twaalfde eeuw. De meeste bronnen wijzen erop dat het waarschijnlijk een aangepaste antifoon voor Kerstmis was. Het auteurschap is onbekend.

Het auteurschap werd ook wel toegeschreven aan Paus Gregorius V († 999) maar daarvoor is geen enkel fundamenteel bewijs. Volgens Franciscaanse literaire bronnen werd de antifoon reeds in de eerste helft van de dertiende eeuw gezongen. Samen met andere Maria-antifonen was zij opgenomen in het Klein Officie van de H. Maagd Maria van het Franciscaans brevier. Men zong de antifoon van Beloken Pasen tot Hemelvaart bij de “Benedictus” van de Lauden, het “Magnificat” van de Vespers en bij het ”Nunc dimittis” van de Completen. In 1263  bepaalde het generaal kapittel van de Minderbroeders dat gedurende de gehele paastijd na de Completen het “Regina cæli” of een andere Maria-antifoon - met daaraan een alleluia toegevoegd - moest worden aangeheven. Zo maakten de Franciscanen, waar zij zich ook vestigden, vanaf de zestiger jaren van de dertiende eeuw het “Regina cæli” tot de geprivilegieerde Maria-antifoon in de paastijd. Toen de pauselijke hofkapel het Franciscaanse gebruik overnam, verspreidde het gebruik zich snel over de hele Kerk.

Plaats in het kerkelijk jaar

De antifoon maakt deel uit van de officiële liturgie van de Romeinse ritus. Het “Regina cæli” wordt na de Completen gezongen gedurende de Paastijd. De andere drie voornaamste Maria-antifonen worden volgens liturgisch gebruik in andere perioden gezongen:
·        “Ave Regina Caelorum”, bij voorkeur tussen Maria Lichtmis en de woensdag in de Goede Week
·        “Alma Redemptoris Mater” vanaf de eerste zondag van de Advent tot Maria Lichtmis.
·        Salve Regina” tussen Drievuldigheidszondag en het hoogfeest van Christus Koning.

De regeling van bovengenoemde liturgische periodes voor de vier Maria-antifonen werd vastgelegd in het posttridentijnse Romeinse Brevier van Pius V (1568) gaat terug en bleef gelden tot aan de liturgische hervorming van Vaticanum II.

Sindsdien is men “vrij” om na de Completen alle Maria-antifonen (ook het “Sub tuum praesidium”) te  zingen, behalve in de Paastijd want dan is het Regina Caeli verplicht.
Terzijde zij opgemerkt dat de antifoon “Sub tuum praesidium” afwijkt van de vier andere antifonen die gekoppeld zijn aan de dagsluiting. Het thema van de Boodschap van de Engel Gabriel aan Maria ontbreekt namelijk in deze antifoon.

“Regina cæli” de Maria-antifoon voor de Paastijd

De antifoon begroet Maria op paas-wijze: het “Chaire” van de Verkondigingsengel (Lc 1, 28) wordt hier niet met het gebruikelijke “Ave” weergegeven maar met “Lætare – Verheug u”. Zij spreekt Maria ook aan met een paas-eretitel: “Koningin des hemels”. Dat wil zeggen dat Maria als Moeder van Christus Koning, als “Puerpera regem” (Sedulius), nu reeds geheel deel heeft aan de paas-heerlijkheid van haar Zoon. De dichter nodigt de vereerders van de Moeder van Christus uit naar haar op te zien hoe zij nu is: de Maagd is Koningin geworden. Maar in haar verheffing is Maria tegelijkertijd het grote teken voor allen, die door het Doopsel met Christus zijn verbonden en met Hem één Lichaam vormen: “als eerste ontving zij van Christus de heerlijkheid, die ons allen beloofd is; zij is het begin, het beeld van de Kerk der voleinding” (Prefatie op het hoogfeest van Maria ten Hemelopneming). Voor alle gedoopten geldt de belofte: “Wie overwint, zal Ik naast Mij plaatsen op mijn troon . . .”(Apoc 3, 21) en “Ik zal u de kroon van het leven geven” (Apoc 2, 10). De in de hemel gekroonde Moeder van de Verlosser “die Hem droeg, Die alles draagt” (aanroeping in de Akathistos) heeft nu des te meer reden tot vreugde. De antifoon herinnert Maria aan de blijvende oorzaak van haar vreugde. Zij doet dit met precies dezelfde woorden als de Engel die op paasmorgen voor het lege graf de vrouwen de paasboodschap verkondigde: “Surrexit enim, sicut dixit – Hij is immers opgestaan, zoals hij gezegd heeft” (Mt 28, 6).

Toen het “Regina cæli” ontstond, was de reeds door Ephrem de Syriër († 373) aangenomen vrome mening wijd verbreid, dat de Moeder van Christus op paasmorgen als eerste de paasboodschap vernam. De Verrezen Heer Zelf zou allereerst aan zijn Moeder zijn verschenen en haar, voor alle anderen, zijn paasoverwinning hebben verkondigd. Zo roept het gezang “Regina cæli” iedere avond van de paastijd opnieuw de herinnering op aan de morgen van Pasen toen Christus uit de nacht van de dood als het stralend licht opging, dat nooit meer ondergaat.

De eenvoudige bede, waarmee de antifoon wordt besloten, verzoekt Maria om haar voorspraak. Zoals zij op aarde gebruik maakte van het voorrecht van haar moederschap van Christus (vgl. Joh 2, 3), zo zou zij dat ook in de hemel moeten doen. Haar Zoon, die na zijn verrijzenis als Heer en God leeft en heerst, is bij machte elk van haar beden te vervullen. De voornaamste van al haar beden spreekt het begeleidend gebed uit, dat aan het “Regina cæli” wordt toegevoegd, wanneer het “Regina cæli” - zoals gebruikelijk in de paastijd in plaats van het “Angelus” wordt gebeden - : “laat ons door zijn Moeder, de Maagd Maria, eenmaal komen tot de vreugde van het eeuwig leven”, met andere woorden ‘tot de onvergankelijke paasvreugde’.

Gebruikte literatuur
·        ANDREAS HEINZ: Die marianischen Schlussantiphonen im Stundengebet. Opgenomen in het  verzamelwerk: MARTIN KLÖCKNER, HEINRICH RENNINGS: Lebendiges Stundengebet, Vertiefung und Hilfe; Herder Freiburg im Breisgau, 1989, p.342-367

·        The Marian Library/International Marian Research Institute, Dayton, Ohio 45469-1390, page created by Kris Sommers:  http://campus.udayton.edu/mary/resources/antiph3.html