Ad Officium
lectionis
Lectio altera
Ex Sermónibus sancti Leónis
Magni papæ
(Sermo 1 de Ascensione, 2-4: PL 54, 395-396)
Tweede lezing
Uit de preken van de H. Leo
de Grote, paus
(Sermo 1 de Ascensione, 2-4: PL 54, 395-396)
De dagen tussen de Verrijzenis en de Hemelvaart van de Heer
De dagen, zeer geliefden, die verliepen
tussen de Verrijzenis van d Here en zijn Hemelvaart, zijn niet werkeloos
voorbij gegaan; maar in di tijd werden grote sacramenten bekrachtigd en grote
mysteries onthuld.
Toen werd de vrees voor de wrede dood
weggenomen en werd niet alleen de onsterfelijkheid van de ziel duidelijk, maar
ook die van het vlees. Toen ook blies de Heer over zijn Apostelen en werd de
Heilige Geest in hen allen uitgestort; en werd aan de zalige apostel Petrus, na
de belofte van de sleutelmacht, boven de
anderen, de zorg opgedragen over de kudde van de Heer.
In die dagen voegde zich de Heer als derde
bij de twee discipelen op de weg en om alle duisternis van onze
wankelmoedigheid weg te nemen, bestraft Hij die traagheid van die angstige
twijfelaars. Hun verlichte harten ontvangen de vlam van het geloof. En wat
eerst flauw was, wordt nu vurig als de Heer de Schriften verklaart. Bij het
breken van het brood worden ook de ogen van de tafelgenoten geopend; en op veel gelukkiger wijze werden hun ogen
geopend, aan wie de verheerlijking van hun natuur werd geopenbaard, dan de ogen
van onze eerste ouders werden geopend door de beschaming van hun overtreding.
Heel die tijd dus, zeer geliefden, die
verliep tussen de Verrijzenis van de Heer en zijn Hemelvaart, heeft Gods
Voorzienigheid hiervoor gezorgd, dát onderwezen , dát voor de ogen en harten
van de zijnen duidelijk gemaakt. Dat de Heer Jezus Christus waarachtig als
Verrezene erkend zou worden, die ook waarlijk geboren was, geleden had en was
gestorven.
Vandaar dat de allerzaligste apostelen en al
hun leerlingen, die beangstigd waren over de afloop van de kruisdood en
twijfelden in hun geloof aan de Verrijzenis, zó door de klaarblijkende waarheid
werden versterkt, dat zij, toen de Heer naar de hemel opsteeg, niet alleen in
het geheel niet bedroefd waren, maar zelfs met grote vreugde werden vervuld.
En inderdaad groot en onuitsprekelijk was
de oorzaak van hun vreugde, toen onder de ogen van een heilige menigte de
natuur van het menselijk geslacht boven de waardigheid van alle hemelse
schepselen opsteeg, om alle rangen van engelen te overschrijden en opsteeg
boven de hoogten van de aartsengelen. Er bestond geen grens in haar verheffing,
totdat zij bij de eeuwige Vader gezeten,
op de glorietroon van Hem verenigd werd, met wiens natuur zij verenigd
was in de Zoon.